De gedachte dat men op een ‘methodische’ manier kan handelen, en zo het maken van dingen en zelfs het organiseren van de wereld geheel rationeel kan laten verlopen, dateert uit de zeventiende eeuw. Ze is verbonden aan een mechanistische werkelijkheidsopvatting.
Men gaat er van uit dat men menselijk denken en handelen kan ontleden in onderdelen of stappen, de principes en doeleinden ervan kan bepalen, en zo, vertrekkend van zekere uitgangspunten en duidelijke doelen, via geldige redeneringen en procedures, absoluut geldige conclusies of resultaten kan garanderen.
Rationeel handelen is geheel expliciteerbaar of transparant, geheel controleerbaar en ‘algemeen’ of onpersoonlijk: elke stap wordt door ‘weten’ gedekt en verantwoord. Descartes stelde in het vooruitzicht dat niet enkel het denken, maar ook het menselijke handelen, inclusief moraal en politiek, zich op die manier zou kunnen funderen op eerste en zekere uitgangspunten.
Een paar eeuwen lang heeft men het denken methodes voorgeschreven, maar het cartesiaanse rationaliteitsmodel is uiteindelijk onbruikbaar gebleken als kennismodel en kennisnorm. De nieuwe kennisleer en de wetenschapsfilosofie hebben aangetoond dat zeer succesvolle kennispraktijken en zelfs de positieve wetenschappen de facto helemaal niet ‘methodisch’ te werk gaan, en dat er met een normatief rationaliteitsbegrip niet veel te beginnen valt.
(Lees verder bij de bron van dit artikel)
Via:: dewereldmorgen.be