Martin Jay heeft met The dialectical imagination misschien niet de definitieve maar wel de meestomvattende en goed leesbare geschiedenis van de Frankfurter Schule geschreven. Die woordcombinatie, die wellicht herkenning zal oproepen, is bedoeld als gemakkelijker aanduiding voor het Institut für Sozialforschung aan de universiteit van Frankfurt am Main. De precieze geschiedenis van het instituut ga ik nu niet uit de doeken doen, daarvoor kunt u (moet ik tenslotte ook doen) het boek het best ter hand nemen.
De Frankfurter Schule werd gevormd door marxistische sociaal-wetenschapslieden in de ruimste zin van het woord, verreweg de meesten waren van joodse achtergrond. Velen waren lid van de communistische partij maar verlieten deze in de loop der tijd. En het instituut verhuisde op tijd naar Parijs voordat de barbaren konden toeslaan. Maar ook Parijs, voorzag men, zou niet veilig blijven. Een van de mooiste passages in Jay’s geschiedenis van het instituut is het verhaal van het onderdak zoeken in de Verenigde Staten. Men vraagt of het plaats kan krijgen bij Union Theological aan de Columbia Universiteit in New York. Dat mag. Dat het zo gemakkelijk lijkt te gaan verbaast de betrokkenen. “Weet u het zeker? Wij zijn marxisten en joden.” Het antwoord: “Ja, dat hebben wij begrepen. Wanneer komt u?”
Ik geef het uiteraard anekdotisch weer. Maar het is een prachtig verhaal. En het kwam extra mooi uit doordat ik het las kort voor mijn eerste reis naar de VS, naar precies dat Union Theological, waar mijn gade een conferentie zou bijwonen. En ik zat op de binnenplaats, onder de bloeiende magnolia, een zojuist gekocht boek van Adorno te lezen. Het was een tijd om van de VS te houden, voor mijn gevoel is het nog kort geleden maar het loopt al tegen een kwarteeuw geleden…
Het Institut is na de Tweede Wereldoorlog teruggegaan naar Frankfurt. Herbert Marcuse bleef achter in de VS. Veel protagonisten van het instituut trokken belangstelling in de jaren zestig en daarna, Marcuse werd door de Media zelf maar vast tot Ideoloog van de Studentenrevolutie verklaard. Iets waar noch hij noch “de studenten” op zaten te wachten. Maar deze vertekening is belangrijk voor het vaststellen “waar we nu staan”. Zeker, het Institut is niet meer zo baanbrekend als het ooit geacht kon zijn, de nu 87-jarige Jürgen Habermas is nog steeds DE naam van de naoorlogse aanwas. Dezer dagen heeft hij een interventie gedaan met betrekking tot “de rechtse populisten” zoals ze nog steeds genoemd worden. Het Duitse origineel is vooralsnog niet online te vinden, wel een Engelse vertaling. Maar het is een bittere ironie van de geschiedenis die zich voor onze ogen afspeelt dat Duitsland waarschijnlijk de veiligste plaats is voor het instituut zoals het was en is, dezer dagen.
Ultrarechtse ideologen hebben het Institut immers ontdekt de afgelopen decennia. Zij wekken niet de indruk ook maar iets van een van de betrokkenen gelezen te hebben maar zij hebben hun oordeel klaar. Het Institut is verantwoordelijk voor de opkomst van wat ze cultural marxism noemen, en alles wat ultrarechts niet bevalt – en dat is heel veel – wordt onder dit etiket geplaatst. Inclusief dat andere ultrarechtse lievelingetje, political correctness, een term die zonder ironie alleen in die kringen gebruikt wordt. Kortom, iedere kritiek op seksisme, racisme en andere discriminerende -ismen wordt als cultureel marxisme afgeschilderd en die kritiek is dan afkomstig van (ze zeggen het nog net niet zo direct, ik doe het maar voor hen) die joodse marxisten. Het nog-net-niet uitgesproken antisemitisme druipt af van die scheldpartijen op “cultureel marxisme”. En het behoeft geen uitleg dat alle discriminerende en potentieel levensgevaarlijke -ismen vrij spel zullen hebben in de VS onder Trump. En dat Parijs niet veilig lijkt. Zodat – nogmaals – met alle democratische gebreken die ook Duitsland aankleven, dit toch het veiligste land lijkt te zijn vooralsnog voor zoiets als het beoefenen van de kritische theorie van de samenleving. (O zeker, Nederland is nog wel veilig, alleen is het openbaar discours hier allang in handen van de ultrarechtse praatjesverkopers).
IJsland is te klein tenslotte.
Er is veel te zeggen voor de interpretatie van de auteur, maar een tegengeluid is nodig; anders wordt het te ééndimensionaal. Ook ik heb goede herinneringen aan de opstand in Parijs en het linkse activisme uit die tijd, al was ik zelf iets te jong om mee te doen.
Toch lijkt het cultureel marxisme op termijn vaak een parasitair effect op links in de westerse wereld gehad te hebben, waarbij de sociaal-economische agenda, wat toch de kern van het socialisme is, vaak grotendeels voor knuffelonderwerpen en identity politics wordt ingeruild. Vaak gepaard gaande met afschudden van veren en adopteren van de 3e weg. Daarom staat de sociaal-democratie er in heel Europa er zo belabberd voor, profiteert de SP niet van de PvdA exodus en blijft de aanhang van Podemos, Corbyn en Syriza wat zwevend.
Door tientallen jaren neoliberale bezuinigingen is er weer een breed potentieel draagvlak voor een daadwerkelijke sterke linkse beweging aan het ontstaan. Deze stroming in wording herkent zich totaal niet in de wollige PC identiteitspolitiek van het cultureel marxisme, dat alle linkse partijen in Europa meer of minder heeft geïnfiltreerd. Momenteel profiteert populistisch rechts van die stroming, maar vaak wordt die energie misbruikt door opportunisten als Wilders.
Alleen een links dat zich radicaal ontdoet van het cultureel marxistisch element en politieke correctheid kan dit potentieel draagvlak aanboren, en die mogelijkheid is groot, want uiteindelijk kan populistisch rechts de beloften niet waarmaken.
Links moet ook het demoniseren en verachten van bv Wilders- of Poetin fans laten liggen: uiteindelijk zijn zij het geweest waarmee de neoliberale wurgverdragen zoals TTIP of het associatieverdrag met Kiev succesvol zijn gestopt, ook door de rust belt workers aan de andere kant van de grote plas. Dit zijn de kiezers die (over-)morgen alt-links gaan stemmen.