Terwijl half Nederland weer op zijn kop staat vanwege de schandálige insinuatie dat er in de Efteling racistische attracties te bewonderen zouden zijn – het idéé alleen al dat wij, Nederlanders die allen in het verzet hebben gezeten na de oorlog, racistisch zouden kùnnen zijn – willen bewoners van de Beuningse Koningstraat geen enge bruine mensen op hun stoep, en hebben daarom een verzoek ingediend bij de gemeente om de stoep voor hun deur te laten opheffen.
In plaats van dat wethouder Piet de Klein de indieners van dit verzoek voor de keuze stelt òf dit voorstel tot invoering van Apartheid in hun straat in te trekken òf een aanklacht wegens discriminatie tegemoet te kunnen zien, wordt het verzoek op verkeerskundige gronden afgewezen:
De gemeente Beuningen wijst het verzoek het trottoir te sluiten op formele gronden af – de stoep hoort bij de padenstructuur van de wijk, aan de overkant ligt geen officieel voetpad – maar wethouder Piet de Klein heeft er gemengde gevoelens bij, zegt hij. „Ik probeer het te begrijpen, maar heb er moeite mee.” (Gelderlander)
Moeite ermee hebben, maar het toch vooral maar proberen te begrijpen, nietwaar?