Walter de Buck, Wannes van de Velde, Vuile Mong – als ik bedenk: “die kennen we wel” dan moet ik er wel bij bedenken dat het “we” maar een kleine kring in Nederland was of is. De Vlaamse zangers m/v die bij de andere cultuur van eind jaren zestig-jaren zeventig horen (culturele hegemonie, zou ik bijna zeggen, maar dat doe ik dan maar niet gelukkig) zijn nooit naar een groter publiek doorgedrongen buiten eigen landsdeel. En nou dacht ik dat ik tot de kring behoorde die wel op de hoogte is, tot ik vanochtend heel vroeg via de aanbevelingslijst van Youtube (ik zocht iets anders) op dit duo stuitte. De titels van hun liedjes trokken mijn aandacht, en ik werd allesbehalve teleurgesteld. Miek en Roel. Men kan altijd weer iets nieuws ouds ontdekken (ze treden overigens nog steeds op, dus die kwalificatie klopt dan weer niet). En men kan zich afvragen: waarom kende ik dit niet? Of: waarom kenden we dit niet? Armand en Bots bijvoorbeeld zijn wel bekend bij de zuiderburen, het Zeer Nabije Buitenland – als je nu zegt dat je je ermee verbonden voelt klinkt het plotseling een beetje eng (“we pakken jullie er bij” – verkrachterstaal, maar ach, we weten wat aangifte uitmaakt). Terzake!
DE GROTE REVOLUTIE
Je zag het aan de verhitte gezichten
Van Jan Klaassen, Piet Lut en de rest :
De maatschappij zou vandaag nog veranderen
Want ze vonden haar rot als de pest
En Piet Lut zei : tot meerder genoegen
Van onze bazen die zwemmen in ’t geld
Staan wij maar ons lijf af te sloven
Dat moet uit zijn, wij gebruiken geweld
’t Is te laat voor gepraat, wij komen op straat
En we maken revolutie, de grote revolutie
Wij eisen onze rechten, wij willen ervoor vechten
Want we maken revolutie, de grote revolutie
Nog even, nog even
Er zijn geen bazen meer, geen knechten
Zei een arbeider “laten we vechten”
Alleen is dit niet het goede moment
Nu juist ons weekloon gaat stijgen
Men belooft zelfs met driekwart procent
Geef me drie, hooguit vier kalme maanden
Dan heb ik genoeg geld gespaard
Kan ik eindelijk mijn TV afbetalen
M’n koelkast en m’n oudvlaamse haard
Eenmaal dat voor mekaar sta ik heel en al klaar
En we maken revolutie, de grote revolutie
Wij eisen onze rechten, wij willen ervoor vechten
Want we maken revolutie, de grote revolutie
Nog even, nog even
Er zijn geen bazen meer, geen knechten
Zei een arbeider “het lijkt me ook beter”
Dat met vechten nog wordt gewacht
Want de leiders van onze syndicaten
Hebben het net tot minister gebracht
Zij verhogen misschien ons pensioentje
Of wij krijgen een vakantieweek bij
Alleen is dat nog helemaal niet zeker
Maar als iemand het doet dan zijn ’t zij
Eenmaal dat voor mekaar staan wij heel en al klaar
En we maken revolutie, de grote revolutie
Wij eisen onze rechten, wij willen ervoor vechten
Want we maken revolutie, de grote revolutie
Nog even, nog even
Er zijn geen bazen meer, geen knechten
De revolutie is er nooit gekomen
Iedereen had zo z’n tijdelijk bezwaar
Was bezorgd om z’n auto, z’n huis en z’n huur
Of keek liever naar Feyenoord-Standard
Lalalalalalalala (etc.)
Dit is uit 1968. Het ergste moest nog komen. En de ministers en staatssecretarissen weten wel raad met de vraag “Van wat leven wij arbeiders morgen?”:
JAN MET DE PET
Ja, zelfs Jan met de pet had een hoed opgezet
Sinds zijn trouwdag was dat al geleden
En ook Piet met de jak droeg een keurig zwart pak
Dat uit ’t beste katoen was gesneden
En zo zijn ze te saam ter begrafenis gegaan
Van hun fabriek zo heel plots overleden
En zo zijn ze te saam ter begrafenis gegaan
Van hun fabriek zo heel plots overleden
’t Was een prachtig gezicht, goud en zilver en licht
Rond de koets die de kist kerkwaarts voerde
Hoge lui in ornaat bleken feilloos in staat
Net te doen alsof iets hen ontroerde
En de arbeider zag vol respect en ontzag
Hoe die heren hun nummer opvoerden
En de arbeider zag vol respect en ontzag
Hoe die heren hun nummer opvoerden
Een erg paarse pastoor droeg een dodenpreek voor
Over hemelpap en hellebranden
Waarop hij zalvend besloot:’Uw fabriek is niet dood’
Maar leeft verder in andere landen
Want de arbeider wikt maar het kapitaal beschikt
Leg dus nederig uw lot in Zijn handen
Want de arbeider wikt maar het kapitaal beschikt
Leg dus nederig uw lot in Zijn handen
Een heel sjieke meneer sprak: zo ziet u alweer
Dat uw vakbond u trouw is gebleven
Ze heeft de lijkkoets gehuurd en drie kransen gestuurd
En het geld voor de grafzerk gegeven
’t Spijt ons erg Vlaams textiel maar de markt is mobiel
Zoals Marx heel terecht heeft geschreven
’t Spijt ons erg Vlaams textiel maar de markt is mobiel
Zoals kameraad Marx heeft geschreven
Thuis heeft Jan met de Pet weer zijn pet opgezet
En zijn hoed in de kast weggeborgen
Alleen Piet met de jak in zijn keurig zwart pak
Sprak voorzichtig toch maak ik me zorgen
’t Was erg prachtig vandaag maar voor ons rijst de vraag
Van wat leven wij arbeiders morgen
’t Was erg prachtig vandaag maar voor ons rijst de vraag
Van wat leven wij arbeiders morgen