Het is een rustige maandagmiddag als ze binnenvalt. Met de gejaagdheid die ze altijd heeft. En met kersengebakjes die ze zelf niet mag eten.
-Wat doe je?
-Ik lig aan het volks-infuus.
-Dus dat is jouw ziekte, de volksziekte?
-Dat infuus is meer een drug eigenlijk. Ik druppel wat Gesundes Volksempfinden in mijn half-allochtone aderen. Even een tripje om te kijken hoe dat voelt.
Ze zet een stoel naast het bed. Gaat zitten, de doos gebakjes op haar schoot.
-En wat voel je en zie je dan?
-Denkend aan Holland / zie ik brede rivieren / traag door oneindig / laagland gaan…
-Dat is van de dichter Hendrik Marsman, gekozen als gedicht van de 20ste eeuw. Moet je net hem hebben, hij haatte Holland. Was ook nog even fascist overigens, bewonderaar van Mussolini. Gebakje?
-Straks. Nederland, mijn Vaderland dan maar?
-Waar had je ook al weer last van?
-Het landverraderssyndroom.
Ze zucht. Opent de doos, kijkt, sluit hem weer.
-Ik bedoel die tekst van kweler Emile Hartkamp, stadionspeaker bij Vitesse. Uitgevoerd door die andere half-allochtoon, die woonwagenbewoner, Fransje Bauer.
-Wou je nou een gebakje of niet? Zullen we anders even neuken?
-Nee, schat, daar ben ik veel te ziek voor. Die Bauer, dat is pas een knuffelaar. Die pakken we als achtergrondmuziekje.
-‘Nederland, mijn Vaderland’; dat was in de Tweede Wereldoorlog een uitgave van de NSB. Met rood-zwarte vlag, net als de anarchistische. Heb je echt geen zin?
-Geniaal. En dan draperen we het Rood-Wit-Blauw zo over de site van Krapuul. Dan zijn we weer helemaal up-to-date, klaar voor de Nieuwe Tijd.
Dat is het moment dat ze opstaat, met het gezicht van een ijsprinses. Ze tilt de doos met gebakjes hoog de lucht in en dondert hem met een kreet over me heen.
-Jij bent echt ziek! Ik kom wel terug als je weer normaal doet.
Ik ben te verbaasd om iets te zeggen. Ik zie dat ze een slaande beweging maakt, zomaar in het luchtledige, en dat ze met haar te grote laarzen de kamer uitbonkt. Ik hoor haar nog stampvoetend op de trap. De deur die dichtklapt.
Het was bijna een mooie passiemoord. Van die andere landverrader, Jan Jacob Slauerhoff, de man die schreef:
In Nederland wil ik niet blijven,
Ik zou dichtgroeien en verstijven.
Het gaat mij daar te kalm, te deftig,
Men spreekt er langzaam, wordt nooit heftig,
En danst nooit op het slappe koord.
Wel worden weerlozen gekweld,
Nooit wordt zo’n plompe boerenkop gesneld,
En nooit, neen nooit gebeurt een mooie passiemoord.
Ik herhaal het, hardop: Wel worden weerlozen gekweld / nooit wordt zo’n plompe boerenkop gesneld. Ik schud de kersengebakjes van het rood-wit-blauwe dekbed en trek het weer over me heen. Misschien dat slapen helpt. Een mooie utopische droom: een gekleurde wereld, ballonnetjes die ploffen, beukende Afrikaanse trommels, borrelend bier, verpletterende schoonheid.
Een landverradersdroom. Heerlijk.
Ben ik nu genezen?
Iedere allochtoon is eigenlijk een landverrader.
?
@Nelis, moet ik nu concluderen dat alle autochtonen fascisten zijn? Jaja, allemaal ironie…