Afgelopen vrijdag werd een nieuwe Nederlandse vertaling van het Manifest van de Communistische Partij gepresenteerd. De auteursrechten zijn allang verlopen, de hoofdauteur (eigenlijk de enige), Karl Marx, is in 1883 overleden. Ook de auteursrechten van de belangrijkste vertaler, Herman Gorter zijn intussen vervallen. Dientengevolge staat zijn vertaling op het net. Meer hierover zometeen.
Waarom een nieuwe vertaling, gemaakt door Hans Driessen, die ook een nieuwe vertaling van Das Kapital deel 1 heeft verzorgd? Omdat de uitgever het leuk vindt, dat was – niet eens samengevat – de reden tout court. Waarom ook niet, men moet al bibliofiel zijn dezer dagen om een echt boek ter hand te nemen in plaats van een digitaal bestand. Ik ken de uitgever enigszins, heb zelf iets op mijn geweten in zijn fonds wat maakt dat ik nu kan zeggen dat Marx en ik dezelfde uitgever hebben. Doet het leuk op een borrel als ik Karl daar ooit nog tegenkom.
Bij de presentatie gaf Dennis Bos een inventarisatie van vertalingen en dat zijn er meer dan men zou denken. De anonieme vertaling in de “rode reeks” van Pegasus, oorspronkelijk de huisuitgeverij van de Communistische Partij Nederland, is nog leverbaar, wat een andere vertaling – duurder ook – nog meer een waagstuk maakt. De eerste vertaling is nota bene door iemand die later (een meer buiten dan binnen Nederland bekende) anarchist zou worden, Christiaan Cornelissen. Deze vertaling moet nogal te wensen overgelaten hebben.
Andere inleidingen bij de presentatie betroffen de totstandkoming van het manifest (Marcel van der Linden) en het manifest als leeservaring (Wim Berkelaar, die lyrisch was over de stilist Marx, en terecht). Marx moest nogal aangejaagd worden om het manifest af te maken, het heeft maar een haartje gescheeld of de opdracht het te schrijven was ingetrokken omdat de totstandkoming te lang op zich liet wachten. Als op de titelpagina Friedrich Engels terecht vermeld wordt is dit naar ik begrijp vooral omdat hij Marx duidelijk heeft gemaakt dat er doorgewerkt moest worden zonder aarzeling. Dit heeft tot de tekst geleid die wij al sinds 1848 kunnen lezen.
Over de relevantie en de leeservaring schrijf ik Deo Volente spoedig meer. Nu even iets over de gepresenteerde vertaling. Er zijn uitdrukkingen die zo geijkt zijn, zich in het spraakgebruik van al dan niet geletterde mensen hebben genesteld, dat men er vanaf moet blijven. “Er waart een spook door Europa.” Precies – ijdelheid der ijdelheden om hier “Er dwaalt een spook door Europa” van te maken. Een spook waart rond, klaar, umgehen is daar ondubbelzinnig over voorzover men ondubbelzinnig kan zijn over spoken. En “Proletariërs aller landen, verenigt u!” daar kun je toch echt niet “Proletariërs van alle landen, verenig je!” van maken. Waarom zou je het doen? Zoiets als de geldingsdrang en betweterij die de nieuwste bijbelvertaling tot een onacceptabel vod hebben gemaakt? Beseft men niet dat ook vertaalde werken op zeker ogenblik tot de eigen literatuur behoren, de bijbel, maar zeker wat die eerste en laatste zin betreft, ook het Communistisch Manifest?
Ik heb de nieuwe vertaling opgeslagen op de duistere en gênante passage die ik aanvankelijk niet begrepen heb en waarvan, toen de betekenis tot mij doordrong, ik wel aanvoelde waarom er een woord in staat dat nogal wat vragen oproept. Over zijn Nederlandsheid en over de betekenis. Vrouwengemeenschap.
De burgerlijke redeneringen over huisgezin en opvoeding, over de innige verhoudingen van ouders en kinderen worden des te misselijker, hoe meer ten gevolge van de grootindustrie alle familiebanden voor de proletariërs verscheurd en de kinderen in eenvoudige handelsartikelen en arbeidsinstrumenten veranderd worden.
Maar gij, communisten, gij wilt de vrouwengemeenschap invoeren, schreeuwt ons de hele bourgeoisie in koor tegemoet.
De bourgeois ziet in zijn vrouw alleen een productie-instrument. Hij hoort dat de productiewerktuigen gemeenschappelijk zullen worden gebruikt en kan zich nu natuurlijk niets anders indenken dan dat het lot van gemeenschappelijkheid de vrouw eveneens zal treffen.
Hij vermoedt zelfs niet dat het juist daarom gaat, de plaats van de vrouw als uitsluitend productie-instrument op te heffen.
Niets is overigens belachelijker dan de hoogzedelijke ontzetting van onze bourgeois over de zogenaamde officiële vrouwengemeenschap van de communisten. De communisten behoeven de vrouwengemeenschap niet in te voeren, zij heeft zo goed als altijd bestaan.
Onze bourgeois, niet tevreden ermee dat de vrouwen en dochters van hun proletariërs hun ter beschikking staan, nog gezwegen van de openlijke prostitutie, vinden er een genot in elkaars vrouwen wederkerig te verleiden.
Het burgerlijk huwelijk is in werkelijkheid het gemeenschappelijk bezit van de getrouwde vrouwen. Hoogstens zou men de communisten kunnen verwijten dat zij in plaats van een huichelachtig verborgen, een officiële, openhartige vrouwengemeenschap zouden willen invoeren. Het spreekt overigens voor zich dat met de opheffing van de tegenwoordige productieverhoudingen ook de uit hen voortkomende vrouwengemeenschap, d.w.z. de officiële en niet-officiële prostitutie, verdwijnt.
(Uit de vertaling van Gorter).
Meer over het woord Frauengemeinschaft hier. Dit is nu juist een van de punten van het marxisme en voor mijn part voor “links” in het algemeen om over te stuiteren. Blijkbaar is vijftig procent van de mensheid slechts het vermelden waard in dier voege dat zij gemeenschappelijk bezit worden. Van die andere vijftig procent. Die zoveel belangrijker is. Hans Driessen heeft het woord laten staan. “Onze vrouwen”.
Niet voor niets koos een feministe als Saskia Poldervaart alsnog voor de zogenaamde utopisten tegen wie Marx en Engels in geschrifte ten strijde trokken. Zoek een artikel van haar hand hierover hier.
– Het Communistisch Manifest, Nijmegen: Vantilt, 2015. Vertaling: Hans Driessen. Prijs: €17,50