1965, het jaar waarin “folk” in Groot-Brittannië niet aan te slepen leek, het jaar waarin troskisten (!) een concert van Bob Dylan meenden te moeten verstoren omdat hij “elektrisch ging” en dat was niet proletarisch genoeg.
Natuurlijk was/is Donovan Leitch geïnspireerd tot navolging van Bob Dylan. Maar wat zou er op tegen moeten zijn? Navolging is ook vleierij, en het navolgen van iets wat goed is kan nooit verkeerd zijn.
Een halve eeuw. Pas bij dit knippen en plakken kan ik de tekst volgen, delen ervan ontgingen mij door zijn Schotse accent, al die tijd.
In the chilly hours and minutes
Of uncertainty, I want to be
In the warm hold of your loving mind
To feel you all around me
And to take your hand along the sand
Ah, but I may as well try and catch the wind
When sundown pales the sky
I want to hide a while behind your smile
And everywhere I’d look your eyes I’d find
For me to love you now
Would be the sweetest thing ’twould make me sing
Ah, but I may as well try and catch the wind
Di di di di, di di di di
Di di di di, di di di di
Di di di
When rain has hung the leaves with tears
I want you near to kill my fears
To help me to leave all my blues behind
For standin’ in your heart
Is where I want to be and long to be
Ah, but I may as well try and catch the wind
Ah, but I may as well try and catch the wind
De reden dat ik Catch the wind combineer met Fakin’ it is een gans andere dan wat besloten zou kunnen liggen in het eventueel epigonisme van Donovan ten opzichte van Dylan. In een tempoverandering halverwege het nummer luidt er een belletje en een vrouwenstem zegt: “Good morning Mr. Leitch, will you be having a busy day?” Leitch is uiteraard Donovan, de vrouw is Beverley, folkzangeres van wie werd gefluisterd dat zij “iets” met Paul Simon had en zodoende [gek hè, het omgekeerde zegt men dan niet, nog steeds niet], en die ook al geen hit had met een singleversie van Donovans Museum (dat halen we er nu maar niet bij).
Maar ja, alles heeft met alles te maken nu eenmaal.
1967