Precies daar, bij die vernietiging van de natiestaat, ligt volgens Cockburn de verantwoordelijkheid van het Westen:
Sinds de ineenstorting van de Sovjet-Unie in 1991, zien de westerse machten hun vitale belangen niet langer bedreigd door de ineenstorting van landen zoals Libië en Irak. Opvallend is dat anarchie in deze twee landen weinig effect heeft op de prijs van olie, hoewel beide landen belangrijke olieproducenten zijn.
Het Westen denkt met superieure onverschilligheid naar de chaos in het MO en de Maghreb te kunnen kijken, en de consequenties van zijn eigen daden – zoals de inval in Irak – te kunnen negeren. Maar dat is niet alles. Er is nog iets anders en dat blijft zo goed als onbesproken:
Een andere sinistere ontwikkeling tijdens deze periode van “globalisering” en neo–liberale vrije-markteconomie heeft explosieve gevolgen gehad. Nationalisme, nationale zelfbeschikking en de nationale controle van natuurlijke hulpbronnen worden tegenwoordig negatief gewaardeerd. Maar de natiestaat heeft een positieve rol gespeeld in het brengen van vrede en veiligheid in deze regio, zelfs wanneer het de vorm aannam van een seculiere dictatuur.
Wanneer de loyaliteit aan deze staten desintegreert, wordt het vervangen door meer primitieve, maar krachtige, etnische en sektarische loyaliteiten. Er zijn bijvoorbeeld nog maar weinig mensen die willen vechten en sterven voor Irak, maar velen die dat willen doen voor de Koerdische, sjiitische en soennitische gemeenschappen.
De vrije–markteconomie heeft in deze landen overheden de ideologische rechtvaardiging geleverd zich niet langer in te spannen hun burgers economische zekerheid te bieden. Daar waar macht en rijkdom wordt gemonopoliseerd door de heersende elite, wordt alle kapitalisme vriendjeskapitalisme en het staatsapparaat een middel voor ambtenaren om geld te verdienen.
Lees verder bij de bron.