Geert Wilders heeft de vinger op een zere plek gelegd met betrekking tot ons parlement. Weliswaar is onze Tweede Kamer geen nepparlement, maar het is goed om deze hyperbool (overdrijving) eens te gebruiken. Een parlement moet zijn plek kennen.
In Den Haag zijn er meerdere parlementen: de gemeenteraad, de Provinciale Staten, de Eerste Kamer en de Tweede Kamer. De eerste drie lijken hun plek beter te kennen dan de laatste. Zo is er de pretentie dat de Nederlandse politiek, in casu de Tweede Kamer de werkloosheid kan laten afnemen. Het parlement kan weliswaar wel iets doen, maar slechts in beperkte mate. Nederland dobbert gewoon mee met de wereldeconomie en vooral met die van de EU. Politieke partijen blijken die realiteit voor stemmenwinst meer dan somtijds te negeren.
Ironisch bij de karakterisering van ons parlement is dat Wilders de grootste nepper is en met grote regelmaat realiteit (de koran verbieden) negeert. Nu staat Nederland even onmachtig tegen de vluchtelingenstroom als Hongarije, voor wiens premier Orbán Wilders bewondering heeft. Zo ziet ook Wilders graag een hek om Nederland.
Opmerkelijk droevig in deze affaire is de figuur van Tweede Kamerlid Jan Vos (PvdA) – nog nooit eerder van gehoord. Hij geniet van zijn ‘moment of fame’ door het optreden van Wilders te kenmerken als getuigen van fascistoïde leiderschap. Nu is dat geen nieuws. Maar voor Wilders’ standaard is de opmerking over een nepparlement onschuldig en meer cabaretesk dan wat anders.