Bijzondere ontmoetingen in de duinen, ik ben er nooit speciaal voor op uitgegaan. Als de plantengroei iedere week een ander voorkomen heeft, en bepaalde insecten alleen beperkte tijd rondvliegen, is het alleen zaak te constateren of ze “er op tijd zijn”. Maar dat krijg je wel te zien. Gierzwaluwen bijvoorbeeld zie je in Nederland het laatst boven de duinen – doortrekkers en niet te vergeten de vogels die zich volvreten aan mieren in de bruidsvlucht, die boven het duin het makkelijkst te grijpen zijn. Thijsse schrijft met vreugde bonte kraaien die zich voleten aan de bessen van duindoorns die vervolgens in hun maag gaan gisten waardoor ze dronken rondwaggelen. Ik heb nog nooit een bonte kraai in Nederland gezien, dus ook niet in de duinen. Dit tafereel ken ik dus alleen uit van het geschreven verhaal. Als iemand het heeft waargenomen de afgelopen zoveel jaar verneem ik het graag.
En alles wat je onverwacht tegenkomt is verder genade. De zon is allang onder, en om een mogelijke ontmoeting met een duinwachter te ontgaan loop ik over het moeilijke ruiterpad naar de uitgang van het duinterrein. En daar, ver voor mij uit, in het schemerlicht, passeert mijn eerste vos het pad. Ik heb er later nog een gezien, nog in vol licht, maar wel tegen de avond. Vossen worden schuw gehouden met alle jacht- of uitroeiingsplannen.
Boven het veld een paartje raven. Ze golden ooit als feitelijk uitgestorven in Nederland, nu zegt waarneming.nl dat ze “vrij algemeen” zijn. Dat is dan snel gegaan, maar ik blijf het als een bijzondere herinnering koesteren.
Tot twee keer toe heb ik een sperwer “betrapt”: een keer bij het onverhoeds een hoek omslaan in het bos waar er een jong exemplaar van de grond opvloog. Of het een prooi geslagen had heb ik niet kunnen vaststellen. De tweede keer was het duidelijk dat de vogel een sierduif aan het plukken was waarbij ik de sperwer stoorde. Het kan haast niet de bedoeling zijn geweest de prooi aan jongen te voeren, in dat geval zou hij niet op de grond “bewerkt” worden.
Mijn eerste gids voor het duingebied was W.J. Prud’homme van Reine’s Wat vind ik in de duinen?, uitgegeven bij Thieme (vast familie, lijkt mij, van…). De schrijver heeft ook gidsen gemaakt voor wat je aan het strand kunt vinden, en in sloot en plas. Hij blijkt leraar biologie geweest te zijn. Raven en vossen vermeldt hij niet, evenmin als hazen, die je wel degelijk tegen kunt komen in de duinen nu de voedselniche door het plaatselijk verdwijnen van de konijnen open is. Ook de twee patrijzen die ik heb zien lopen (ze vliegen niet beter dan de zo talrijke fazanten) vinden geen vermelding als duindieren.
De bijzonderste ontmoeting met een “niet vermeld” dier lijkt mij die met een boommarter, op een van de vele snikhete dagen van het vorige decennium. Het was buitengewoon rustig wat betreft menselijke aanwezigheid en het kan daaraan gelegen hebben dat ik zo’n marter een boom zag inklimmen. Hun belangrijkste voedselbron bestaat uit eekhoorns, ik heb de indruk dat die nu juist minder talrijk aan het worden zijn. Maar dan nog steeds niet zo zeldzaam als de boommarter, die officieel niet voorkomt/voorkwam in Noord-Holland ten noorden van IJ en Noordzeekanaal. Ten zuiden daarvan zijn ze zeker ook niet “gewoon”.
Maar het is beter niets of niemand als “gewoon” te zien. Men kan het nagaan aan de huismus, die nog steeds als zeer algemeen geldt maar op zoveel plaatsen inmiddels ontbreekt. Niets of niemand is vanzelfsprekend.
Geen nol of kluft, maar ik zat gisteren in een polder aan de Waal ineens in een grote zwerm puttertjes. Ze zijn er, ik zie ze ieder jaar, maar het was zo bijzonder omdat ze naar mij toekwamen en omdat het er zoveel waren.
Ik zag vorige week een eekhoorn door de straat lopen.
@Laurent
Een bruine met lorgnet en een rood hoedje? Die legt wat kilometers af zeg 😉
Ik had vandaag een nog jonge onervaren vogel in de schuur. Met gemengd witte en grijze veertjes op de borst. Toch geen spreew. Deuren opengezet en met zachte drang naar buiten geloosd. Foto naar Laurent.