Werkgevers kunnen geen enkele sollicitant volledig leren kennen. Ze maken daarom onderscheid, ze discrimineren. Een selectiecriterium als ‘niet te veel Marokkanen’ is niet onbegrijpelijk. De criminaliteit onder Marokkanen is hoger dan onder de autochtone bevolking – en dat criminele deel verpest het dus voor hun goedwillende broeders.
Een werkgever moet een bedrijf runnen en heeft geen tijd voor allerlei fijngevoeligheden. En als allochtonen de Nederlandse taal onvoldoende beheersen, is het ook logisch dat onder de werkloosheid groter is, iets dat de nu verontwaardige politici ook vergeten. In het dagelijks leven hanteren we voortdurend vooroordelen om (groepen) mensen in te schatten, en terecht. Het is handig je te realiseren dat als je een moslim ontmoet, hij aan ramadan doet – wat gedoe op de werkvloer geeft trouwens, qua functioneren, ook een nooit in deze onderzoeken genoemde, doch goede reden voor discriminatie. Dat kun je een vooroordeel noemen, maar als je ervan uitgaat dat hij niet vast, zegt iedereen achteraf: ‘Dat kun je toch weten? Hij of zij is moslim.’ Als ik date met een joodse, is het handig me te realiseren, op basis van een vooroordeel, dat zij mogelijk alleen met een jood mag trouwen.
Een eerdere werkgever van me hield een Roma-achtig jochie in zijn winkel goed in de gaten. Hij discrimineerde verstandig op basis van uiterlijk, want de jongen wilde achter de toonbank duiken. Nu hield hij hem tegen. Liever een onterechte inschatting dan naïef worden verslonden.
Eigenlijk zou men er niet naar moeten verwijzen maar u gelooft het anders niet: dit staat als “opinie” in verzetskrant-van-toen Het Parool.