Neo-con, prominent van de Edmund Burkestichting en door de nazi Carl Schmitt geïnspireerde Bert-Jan Spruyt, en neo-nationalist, racist, journalist en Breivik-sympathisant Joost Niemöller gaan, ieder op een eigen website, achter een betaalslotje verder met het vervuilen van het publieke debat en het ondermijnen van de pluriforme samenleving. Dit wordt op hun digitale lijfblad gepromoot als een avontuur. Niemöller schrijft in zijn verklaring over het betaald willen worden voor zijn drek:
Om de veenbrand een stem te geven. En om ook niet-politiek-correcte zaken te onderzoeken. En om interviews te doen met personen die je zelden echt aan het woord hoort komen.
Dat moet dus op een betaalsite. Want er moet wel een minimaal inkomen zijn.
Deze heet De Nieuwe Realist. Het Nieuwe Realisme is de mooie, want neutrale term die bedacht werd door een wetenschapster in een studie over de strijd tegen het multiculturalisme, een beweging waarin ook de islamkritiek opgaat, de immigratiekritiek, het nationalistische streven en de pogingen om de voortschrijdende machtsuitbreiding van de EU te stoppen.
bron: Waarom ik ‘betaald’ ga door Joost Niemöller.
De wetenschapster, waar Niemöller naar verwijst, is neerlandica en filosofe Baukje Prins en de studie, het artikel “Het lef om taboes te doorbreken. Nieuw realisme in het Nederlandse discours over multiculturalisme” dat in 2002 werd gepubliceerd in het vierde nummer van het Tijdschrift voor Migratie en Etnische studies
En dan is mijn belangstelling gewekt. Want Baukje Prins kan je plaatsen in de traditie van het postmodern constructivisme, een stroming die voor Niemöller en consorten behoort tot de vijand. Maar ik betwijfel of hij dat beseft.
In september 2009 schreef ik:
Sinds het eind van de jaren tachtig heeft zich in Nederland een vertoog ontwikkeld waarin over de multiculturele samenleving, etnische en culturele minderheden en racisme gesproken wordt op een manier die Baukje Prins (2000) ‘nieuw realisme’ noemt. Het nieuw realisme presenteert zich als ‘taboedoorbrekend’: weg met de zogenaamde ‘politieke correctheid’ en eindelijk ‘de dingen zeggen zoals ze zijn’.
Dit vertoog doet twee dingen. Ten eerste, het poneert een onderscheid tussen ‘wij’ en ‘zij’, waarbij ‘zij’ naar ‘allochtonen’ verwijst, en in het bijzonder naar de islam. In dit onderscheid wordt steeds opnieuw bevestigd dat ‘zij’ niet ‘van hier’ zijn.
Ten tweede, het nieuwe realisme ontproblematiseert racisme. Het probleem is niet het racisme, meer nog, racisme wordt soms voorgesteld als een ‘begrijpelijke reactie’ op het multicultureel samenleven. Zoals Prins het uitdrukt, het nieuwe realisme vertrekt van (poneert) een vorm van culturele, politieke en morele onschuld voor de cultureel dominante groep.
Prins toont aan dat nieuw realistische vertogen niet alleen etnisch en cultureel maar ook gender-onderscheid aanbrengen. Haar analyse van de structuur van dit vertoog en in het bijzonder het gebruik van ‘onze’ en ‘hun’ vrouwen (bijvoorbeeld Fortuyns verwijzing naar…lees verder
Wanneer ik naar het citaat van Joost Niemöller kijk dan bekruipt mij ook het gevoel dat hij Baukje Prins niet begrijpt.
Allereerst
Het nieuw-realisme is geen stroming maar een genre van spreken en schrijven.
Baukje Prins introduceerde deze term om aan aan de verschuiving in het vertoog dat eind jaren tachtig zijn intrede deed, en zich achteréénvolgens door Bolkestein, Fortuyn en Wilders heeft ontwikkeld tot wat ik ultra- realisme noem, een naam te geven.
In haar boek “Voorbij de onschuld” (2004) schrijft zij op pagina 18:
…een stijl van spreken en schrijven, die zich van andere onderscheidt door het gebruik van bepaalde retorische en stilistische middelen. De retoriek van het realisme appelleert aan bepaalde verlangens: aan ons verlangen naar waarheid, objectiviteit en onpartijdigheid, met andere woorden, aan ons verlangen naar morele en politieke onschuld.
Zelfverklaarde realisten stellen hun tegenstanders dan ook vaak voor als naïeve idealisten. Terwijl [nieuw]–realisten de waarheid voorop stellen, zouden idealisten feitelijke uitspraken beoordelen op hun wenselijkheid. De waarheid zou het bij hen uiteindelijk verliezen van het goede. [Nieuw]-realisten bedienen zich dan ook graag van de retorische gemeenplaats van het taboe- door hun tegenstanders angstvallig in stand gehouden, door henzelf moedig doorbroken.
Zij reserveren daarmee voor zichzelf het vermogen tot rationeel en onbevooroordeeld redeneren, terwijl hun tegenstanders in magisch denken vervallen. Idealisten zouden geloven in de kracht van ritueel taalgebruik, waarbij niet de inhoud, maar de vorm van taaluitingen cruciaal is. Idealisten, zo lijken realisten soms te suggereren, schrijven aan taal een magische kracht toe; ze doen alsof met taal werkelijkheden in het leven kunnen worden geroepen en werkelijkheden kunnen worden bezworen. Volgens idealisten zou iets niet bestaan zolang je er maar niet over praat. Vandaar hun oproep tot omzichtig taalgebruik. Realisten daarentegen beschouwen taal als een neutraal instrument, een middel om over de werkelijkheid te spreken, om problemen bespreekbaar te maken opdat je ze kunt beheersen en oplossen.
Ten tweede
Nieuw realisme is geen neutrale term. In het denkraam van Baukje Prins bestaan geen neutrale termen. Zij gaat er vanuit dat spreken een taalhandeling is. In het spreken wordt de werkelijkheid en de waarneming veranderd en geordend.
In het stuk waar Niemöller naar verwijst schrijft Baukje Prins op pagina 3/4:
Niettemin gaat deze constructivistische visie op de performatieve macht van taal ervan uit dat met name ons openbare taalgebruik epistemologisch noch politiek onschuldig is. In de nu volgende analyse zal ik me dan ook niet alleen richten op de diverse standpunten die in het Nederlandse debat over de multiculturele samenleving zijn ingenomen, maar ook op de verschillende discursieve genres – met inbegrip van de verschillende retorische strategieën – die zijn gebruikt om de lezer van de geldigheid van die standpunten te overtuigen. Zodoende wil ik de opkomst in kaart brengen van een bepaald discursief genre, het nieuw realisme, dat in het afgelopen decennium geleidelijk aan andere discoursen naar de marges van het publieke spreken heeft weten te dringen.
Ten derde
Het betoog waar Niemöller naar verwijst is geen studie naar de strijd tegen het multiculturalisme, maar een betoog waarin, al redenerend, het genre nieuw-realisme en hoe door deze wijze van spreken en schrijven de werkelijkheid wordt verbogen, wordt gekenschetst.
Baukje Prins schrijft in het betoog op pagina 4:
De reden om het nieuw realisme als een genre te karakteriseren vloeit voort uit de keuze om mijn discursieve analyse te richten op de performatieve effecten van het gebezigde discours; het gaat me er niet zozeer om vast te stellen hoe het discours de werkelijkheid beschrijft, maar om hoe het de werkelijkheid (mede) genereert.
Dat Niemöller zichzelf herkent in de kenschets van Baukje Prins is begrijpelijk als je naar de kenmerken die in het betoog naar voren komen kijkt.
In de eerste plaats presenteert de auteur of spreker zichzelf als iemand die de feiten onder ogen durft te zien en die openlijk spreekt over ‘waarheden’ die binnen het heersende discours zouden worden
verzwegen. ….
In de tweede plaats presenteert een nieuw realist zichzelf als woordvoerder van de ‘gewone mensen’, dat wil zeggen, van de autochtone bevolking. ….
Een derde eigenschap van nieuw realisme is de suggestie dat realiteitszin een karakteristiek aspect is van de Nederlandse nationale identiteit: Nederlander zijn staat gelijk aan open, recht door zee en realistisch zijn. …
Een vierde en laatste eigenschap van nieuw realisme is het verzet tegen ‘links’. Nieuw realisten zijn van mening dat het hoog tijd is een einde te maken aan de macht van de progressieve elite, die met zijn ‘politiek-correcte’ opvattingen over fascisme, racisme en intolerantie het publieke domein in zijn greep houdt. De veronderstelde censuur van het publieke discours door links wordt bovendien bekritiseerd omdat het gepaard gaat met een al te relativistische benadering van de waarde van de verschillende culturen.
(pag 5-7)
Tot slot, de zogenaamde monddode veenbrand
Die is er niet. Die is er al niet meer sinds de dood van Pim Fortuyn. Maar zoals het de zelfbenoemde nieuw realist betaamt, blijft Joost Niemöller doen voorkomen dat de veenbrand wel bestaat, dat de waarheden die hij verkondigt niet (mogen) worden gehoord. De werkelijkheid is echter dat het genre nieuw realisme de boventoon voert in het publieke en politieke debat. Joost Niemöller mocht dat doen bij de NCRV, maar toen zijn werkelijke motieven en racistische denkbeelden duidelijk werden, hebben ze hem eruit geknikkerd. Dat heeft niets met censuur te maken, maar met de abjecte ideeën van Joost Niemöller.
Goed stuk.
Bovendien:
“De terroristische aanvallen op het World Trade Center en het Pentagon in september 2001 hebben vermoedelijk nergens anders in Europa tot een grotere ontlading van openbaar wantrouwen tegenover de islam geleid dan in Nederland. Het verrassend hoge aantal gewelddadige incidenten rond moslims en moskeeën staat in schril contrast met het optimistische beeld van de Nederlanders als een verdraagzaam volk of de vermeende effectiviteit van de befaamde Nederlandse pacificatiestrategieën. Toen in februari 2002 de flamboyante columnist Pim Fortuyn, na zijn ontslag als leider van Leefbaar Nederland, zijn eigen verkiezingscampagne startte, verslechterde de situatie verder. Binnen een paar maanden wezen opiniepeilingen uit dat Fortuyn, die op handige wijze de media gebruikte om zijn anti-islam en anti-immigratie standpunten naar voren te brengen, een onverwacht grote aanhang had verworven.” (bron: http://www.migrantenstudies.nl/wp-content/uploads/MS-2002-NR4-P241-254.pdf pag. 1)
Dit lijkt me toch een duidelijke afkeuring van de ontwikkeling van opvattingen over zekere (religieuze) minderheden.
Niemöller begrijpt het volgens mij allemaal best, maar schaart zich met zijn nieuwe catagorisering (wat is dat toch met nazi’s en catagoriseren …) in de nazi-traditie van bepaalde wetenschappelijke en filosofische opvattingen te verkrachten en misbruiken.
Overigens, als betekend dat zijn betaalmuurtje ervoor zorgt, dat Henk en Ingrid, hardwerkend en zuinig als ze zijn, de rotzooi van Niemöller niet meer lezen, kan ik zijn stap alleen maar toejuichen.
Joost Niemöller is gewoon de dolgeworden smeerpijp van extreem-rechts. Extreem-rechts is gewoon de PVV zegswijze voor nazi’s!
Halleluja! Wat een kwaliteit van schrijven!
Nog de eerste zin laat weinig overeen van de extreem rechtse-rabiate sfeer dat Nederland nu ademt. Net het inval van elite troepen om de vermoeide gijzelaars van rechts-extremisten vrij te maken.
Barts Schut en Joost Niemoller zijn bruine moerasplantjes die in het polder hun voedingsbodem hebben gekregen en het water en lucht voor de tokkies, die door de achterstallige openbaar onderwijs worden voorgevormd, doen elke dag vergiftigen.
Drek blijkt toch te weinig op te leveren. In 2007 al probeerde een stelletje varkens op initiatief van voormalig Trouw-journalist Jaffe Vink met het weekblad Opinio drek te verkopen. Ondanks steun van invloedrijke financiers (Roel Pieper) lukte het niet.
Ook Joost Niemöller ziet na zijn afgang bij de NCRV zijn inkomsten opdrogen. De wanhoopspoging van een betaalwebsite zegt genoeg.
@4 De Nederlandse markt zal dan toch te klein zijn. Geller, Piper, Horowitz en co. lukt het wel in de VS om met hun zelfgemaakte mythologie zichzelf te bedruipen. Alleen de BV Chlorix is tot nu toe een commerciele hit. Wellicht omdat zijn boodschap nog makkelijker te begrijpen is als die van Niemöller en consorten.
Het aanhef van het artikel is overigens een directe beschrijving van het cognitieve vermogen van Joost Niemoller.
@6 zie zijn reactie op twitter.
Puur vermaak. 😆
Kent iemand dit schilderij? Komt me zo bekend voor …
https://pbs.twimg.com/profile_banners/187879473/1371772065/web
@9 Dat is een communistische muurschildering in voormalig oost Berlijn.
Ik vind het een heel goed stuk van Ina.
Kijk, dat geloei over ‘censuur’ en ‘het debat dat niet gevoerd mag worden’ of ’taboes die doorbroken’ moeten worden is natuurlijk abjecte flauwekul. Al meer dan een decennium lang horen – sinds die Mussolini-look-alike uit R’dam zijn grote bek opentrok en een walm aan bruine, leugenachtige diarree begon te verspreiden – minstens 1 miljoen mensen die het volste recht hebben hier te zijn dat ze er niet bij horen en niet zullen horen omdat hun achternaam toevallig niet Bennink of Brussen is. En dat horen ze niet alleen van de openlijke nazi Joost Niemöller of een paar gekken op Artikel7 maar vooral vrijwel dagelijks van Pauw&Witteman en consorten.
En de Wilders-kloon in Bruin 2 dat zich zo graag spiegelt aan het regime van Seys–Inquart, Lodewijk Asscher heeft het ’taboe’ op etnische registratie (voor zover dat bestond) flink doorbroken en gedraagt zich met zijn terminologie als ‘dijkdoorbraak’ in relatie tot mensen al aardig als de ordinaire nazi die ik hem verdenk te zijn.
Die lui, P&W c.s., Asscher die dezelfde hobbies als Stuckart en Heydrich erop nahoudt, zijn wellicht veel gevaarlijker dan een gek als Niemöller omdat er aan die lui – hoe onterecht ook – nog iets van een zweem van fatsoen en repectabelheid kleeft…
Het is dan ook vooral met dat soort mensen dat ik zéér zeker geen ‘participatiesamenleving’ (whatever that may be behalve dat het riekt naar Mussolini) of wat voor samenleving dan ook wil zien.
Ze zijn de wegbereiders voor etnische zuivering, burgeroorlog en dictatuur. Simpel zat.
Hier een prachtige samenvatting van Rob van Kan over tien jaar ‘debat’ in Nederland:
http://edgeofeurope.wordpress.com/2013/07/04/tien-jaar-debat-samengevat/
Dat plaatje (link @9 ) is de achtergrond van Joost N.’s profiel op twitter. De schilder is Max Lingner, “Maler, Graphiker und Widerstandskämpfer gegen das NS-Regime”. ( http://de.wikipedia.org/wiki/Max_Lingner )
Eigenlijk verwonderlijk, op zijn zachtst gezegd, dat Joost N. daarmee probeert zijn tronie te versieren.
@12, Helemaal nbiet verwonderlijk. Doortrapt. En….een bevestiging van het adagium ‘als een fascist ademt, liegt ié.’
Vandaar dat schedelmeter Asscher ook zo verschrikkelijk uit zijn bek stinkt als ie staat te orakelen over zijn ‘participatiesamenleving’.