Op 11 mei 1973 wordt het enige linkse kabinet dat Nederland ooit heeft gekend beëdigd. Minister-president wordt PvdA’er Den Uyl, KVP’er Van Agt en ARP’er De Gaay Fortman worden vice-premier. De totstandkoming is vooral het werk van Jaap Burger die handig gebruik maakt van de verdeeldheid in het confessionele kamp en een aantal KVP’ers en ARP’ers weet te strikken voor het kabinet. De CHU- die op dat moment met KVP en ARP in onderhandeling is over de vorming van het CDA – wordt buiten de regering gehouden. Een formeel regeerakkoord is er niet, het kabinet wordt feitelijk gedoogd door ARP en KVP. Het kabinet telt 10 “progressieve” (PvdA, D66 en PPR) en 6 confessionele ministers. Voor het eerst bevinden confessionele bewindslieden zich binnen een kabinet in een minderheidspositie.
Doelstelling van het kabinet Den Uyl is de ‘spreiding van kennis, macht en inkomen’. Een deel van rechts Nederland ziet Den Uyl als de reïncarnatie van Lenin, maar al bij al is het programma tamelijk gematigd. Zelfs van de gematigde programmapunten van het kabinet komt uiteindelijk weinig terecht. Bij het aantreden van het kabinet gaat men er nog uit van uit dat de economische boom van de post-oorlogsjaren blijvend is en dat het kabinet ‘veel leuke dingen voor de mensen’ kan realiseren. Halverwege de jaren ’70 blijkt de naoorlogse boom echter een tijdelijk fenomeen te zijn geweest. De winsten van bedrijven komen onder druk te staan en het kapitalisme raakt in een ernstige en langdurige crisis verzeild. Het gevolg is dat er heel wat minder ‘leuke dingen voor de mensen’ te realiseren zijn dan het kabinet bij haar aantreden denkt. Desondanks weet Den Uyl met name op het terrein van de sociale zekerheid het nodige aan verbeteringen te realiseren, iets wat tegenwoordig nog wel eens vergeten wordt.
De persoonlijke verhoudingen binnen het kabinet zijn allesbehalve optimaal. Den Uyl en vice-premier Van Agt kunnen bijzonder slecht door één deur en tussen progressieven en confessionelen heerst veel oud zeer. De KVP heeft de PvdA haar optreden tijdens de ‘Nacht van Schmelzer’ nooit vergeven en de progressieven vertrouwen de confessionelen niet verder dan ze hen zien. Uitlatingen als die van D66-minister Hans Gruijters – “Als ik een christendemocraat een hand geef, tel ik altijd even mijn vingers na. Want we hebben het dan toch over tweeduizend jaar onbetrouwbaarheid” – dragen ook al niet bij aan het onderlinge vertrouwen, evenmin als Minister van Defensie Vredelings verzekering dat hij Navo-secretaris-generaal Luns ‘de goal in zal schoppen’ indien deze hem nog één keer voor de voeten komt.
Het kabinet Den Uyl leeft vooral voort in de herinnering vanwege de kleurrijke personages die er deel van uitmaken – gepensioneerde parlementaire journalisten denken er nog steeds met heimwee aan terug – én vanwege een aantal incidenten: de oliecrisis van 1973 en de autoloze zondagen die er een gevolg van zijn, de sluiting van de abortuskliniek Bloemenhove, de Molukse treinkapingen en bovenal de Lockheed-affaire. In 1976 blijkt dat Prins Bernhard ruim een miljoen aan steekpenningen heeft ontvangen van de Amerikaanse vliegtuigbouwer Lockheed. Koningin Juliana dreigt met aftreden indien haar man om deze zaak strafrechtelijk vervolgd wordt, terwijl troonopvolgster Beatrix aangeeft onder dergelijke omstandigheden haar moeder niet op te zullen volgen. Het gevolg zou de grootste constitutionele crisis uit de Nederlandse politieke geschiedenis zijn geweest. Den Uyl weet door meesterlijk diplomatiek manoeuvreren het niet strafrechtelijk vervolgen van Bernhard te verkopen binnen het progressieve smaldeel van het kabinet én Juliana akkoord te laten gaan met stevige – en behoorlijk vernederende – maatregelen tegen Bernhard. Juliana zal Den Uyl altijd dankbaar blijven voor wat zij beschouwt als het redden van haar man. Wanneer Den Uyl in december 1987 op zijn sterfbed ligt zal ze hem nogmaals in een laatste boodschap bedanken voor hetgeen hij voor haar gedaan heeft.
Uiteindelijk valt het kabinet Den Uyl over de Onteigeningswet, die op dat moment in behandeling is in de Tweede Kamer. Die wet geeft het recht agrarische gronden te onteigenen voor sociale woningbouw. De confessionelen willen opkomen voor hun agrarische achterban en eisen dat in de wet een hoge vergoeding wordt opgenomen. De progressieven zijn bang dat een hoge vergoeding zal leiden tot grondspeculatie. Uiteindelijk blijkt men niet in staat een compromis te vinden en valt het kabinet. Op 22 maart 1977 bieden de confessionele ministers hun ontslag aan. De hieropvolgende verkiezingen worden door Den Uyl gewonnen: de PvdA wint maar liefst 10 zetels. Het blijkt echter een Pyrrusoverwinning te zijn, tijdens de formatieonderhandelingen wordt de PvdA buitenspel gezet. Het volgende kabinet staat onder leiding van Den Uyls aartsvijand Van Agt en kent geen enkele progressieve minister.
Daarmee komt een einde aan het enige progressieve kabinet dat Nederland ooit heeft gekend. Het is tevens het einde van een tijdperk: geleidelijk zullen neoliberalisme en conservatisme in Nederland – en niet alleen in Nederland – het dominante vertoog worden, ook binnen de PvdA die onder Den Uyls opvolger Wim Kok haar ideologische veren af zal schudden en zich al snel amper nog zal onderscheiden van de traditionele rechtse partijen.
Verder lezen: De verbeelding aan de macht – het Kabinet-Den Uyl 1973-1977, Peter Bootsma en Willem Breedveld.
Joop den Uyl 1919-1987. Dromer en doordouwer, Anet Bleich