‘De 1% verdient aan onze arbeid, maar wij kunnen het hele raderwerk stilleggen’

Vorige maand sprak rapper en activist Boots Riley van muziekformatie The Coup voor een volle zaal van het IIRE in Amsterdam. Hij hield een bewogen verhaal over de betekenis van de Occupy-beweging en zijn eigen betrokkenheid bij Occupy Oakland en de algemene staking op 2 november.

Opgetekend door Ewout van den Berg

Als 14-jarige begon ik met organiseren en werd ik lid van de progressieve arbeiderspartij (PLP). Daarvoor wilde ik verder in de muziek. Toen ik 12 was, wilde ik Prince worden. Eerst zag ik mijn muzikale ambities als individualistisch, maar later realiseerde ik me dat muziek en activisme om hetzelfde draaien.

Terwijl we opgroeiden in Oakland werd ons geleerd dat we eigenlijk niets betekenden, maar door onderdeel te zijn van een beweging leerde ik begrijpen dat ik wel iets voor kon stellen. Dat ik kon helpen de wereld te veranderen.

Dat is hetzelfde wat mensen doen als ze kunst maken en als ze andere mensen willen laten weten waar hun muziek over gaat: je leven belangrijk maken. Sindsdien wissel ik periodes af waarin de nadruk ligt op muziek of activisme.

Op dezelfde manier raakte ik betrokken bij de Occupy-beweging. Een week na het begin van Occupy Wall Street trad ik op in New York. Vrienden haalden me over om langs te gaan bij de bezetting. Ik dacht eerst dat er geen toekomst in zat. Ze hadden een vergadering die uren duurde over wat te doen met 700 dollar en het kwam nogal hippieachtig over. Het sprak mij niet aan.

Maar een paar weken later was er ook een Occupy Oakland en vrienden bedachten allerlei excuses om mij er ook heen te halen. Op de ochtend van 25 oktober werd Occupy Oakland voor het eerst ontruimd. Vanwege de muziek heb ik een groot bereik op internet en kan ik veel mensen mobiliseren. Ik besloot mensen op te roepen voor de demonstratie diezelfde dag in reactie op de ontruiming.

Rubberkogels

We waren met 1500 mensen en de politie hield mainstream media op afstand zodat ze hard konden ingrijpen. Ze schoten met rubberkogels en gebruikten traangas om ons weg te houden van het plein. Een jonge Irak-veteraan, Scott Olson, werd geraakt en kreeg hierdoor een hersenbeschadiging.

Hij wist – en iedereen op Occupy Oakland wist – dat als het een jonge zwarte man was geweest, niemand er iets van had geweten. Nu ging het nieuws over de hele wereld.

Zoals iedereen die met dergelijk geweld geconfronteerd wordt, liepen we weg, maar we bleven wel om het plein cirkelen. Dat maakte de politie pas echt bang, want ze konden ons wel voor een paar minuten daar weghouden, maar we kwamen telkens terug.

Het kostte ze uiteindelijk 3 miljoen dollar om ons van het plein te houden die dag. We wisten dat ze dat niet konden volhouden. De volgende dag wonnen we.

We gebruikten dat moment waarop de wereld meekeek om een algemene staking uit te roepen voor 2 november. We wisten nog niet hoe we het zouden doen, maar we wisten dat deze oproep belangrijk was. Het ging verder dan de belangrijke boodschap van Occupy Wall Street dat er een klassenprobleem is in de VS.

De 1% tegenover de 99% komt het dichtst in de buurt van een klassenanalyse van alles wat we ooit hebben gezien in de mainstream media. We wilden hieraan toevoegen dat de arbeidersklasse ook het gewicht heeft om dit te kunnen veranderen. Niet alleen is het de 1% tegenover de 99%, maar ook is het de 1% die verdient aan onze arbeid terwijl wij het hele raderwerk kunnen stilleggen.

Dokwerkers

Voor de blokkade van de havens werkten we samen met de dokwerkers van de ILW, een radicale vakbond die zelfs in de McCarthy-jaren openstond voor communisten. Zij hebben een clausule in hun contract dat ze niet verder hoeven te werken wanneer hun weg geblokkeerd wordt, maar de helft van de dokwerkers ging die stakingsdag niet eens naar het werk.

Toen we voor de eerste keer de havens blokkeerden zagen mensen de relatie tussen arbeid en kapitaal. Tijdens de tweede blokkade deed de hele buurt mee, ook de geheel zwarte supermarkt bij mij in de buurt.

Links heeft in de jaren zestig nagelaten de arbeidersklasse te organiseren. Het ging allemaal om studenten en het ‘vinden van creatieve vormen van protest’. Occupy veranderde dit. Plotseling was er een beweging die de mogelijkheid van succesvol verzet liet zien, gebaseerd op een klassenanalyse.
Dit is ook wat we wereldwijd zien. De Arabische lente inspireerde ons omdat het liet zien waar we toe in staat zijn. En zelf zetten we ook anderen in beweging. Op het moment dat we de havens blokkeerden, stopten activisten in Japan de graantrein van het bedrijf dat verbonden was aan de haven.

Terwijl we geïnspireerd worden door mensen, inspireren we anderen. Het gaat heen en weer. Net zoals Fela Kuti en James Brown elkaar kopieerden en muzikaal van elkaar leerden. Over de hele wereld hebben we een beweging nodig die het kapitalisme kapot maakt en het vervangt door een samenleving waarin mensen zelf controle uitoefenen over de waarde die ze creëren.

Op het Marxisme Festival, zaterdag 19 mei om 16.45, spreekt Peyman Jafari over ‘Occupy: hoe kan de 1% winnen?’ en zal er een live-verbinding zijn met Jerome Roos van ROAR Magazine, die verslag zal dan doen van de Blockupy protesten in Frankfurt.

Video: Public Talk by Boots Riley and The Coup in Concert

Dit stuk is eerder verschenen op de website van socialisme.nu