Nee, de nazi’s en fascisten waren geen socialisten

 

De socialist Adolf Hitler
– door J.H. van den Heuvel –

Ik heb het de laatste tijd net iets te vaak mogen lezen en moeten horen: de pertinente onzin dat Hitler een socialist was. Zelfs Wilders’ persoonlijke Alfred Rosenberg, PVV-filosoof Bosma, gooit deze fabel in zijn boekwerkje de wereld in. In dat boekwerkje staat wel meer onzin maar dat van de “socialistische Hitler” is zonder meer de grootste leugen die in het boek van Bosma is opgenomen.

Het zal wel ingegeven zijn door de naam van de partij van onze Adolf, die heette namelijk de Nationalsozialistische Deutsche Arbeiterpartei en daarin komt het woord “sozialistisch” in voor en voor de meest simpele zielen is dat al de reden om aan te nemen dat onze Adolf het Socialisme voorstond. Als je een klein beetje verder kijkt dan de neus lang is dan zie je al dat voor het woord “sozialistische”  het woord “National” staat en dat zou voor een beetje ontwikkeld mens al voldoende moeten zijn dat de beweging van Hitler niets met het Socialisme uitstaande heeft. Socialisten zijn namelijk internationaal geörienteerd (“Arbeiders aller landen, verenigt U!”) en hebben de Internationale tot hun volkslied verheven. Van Internationalisme moest Hitler niets hebben, die stond meer voor het “Blut und Boden”-principe en het volk schreeuwde niet voor niets “Ein Volk, ein Reich, ein Führer”. Verder was Hitlers anti-semitisme gestoeld op, onder andere, de visies van Sociaal-Darwinisten als Gobineau (http://de.wikipedia.org/wiki/Gobineau) en Houston Stewart-Chamberlain (http://de.wikipedia.org/wiki/Houston_Stewart_Chamberlain) en dat waren toch niet bepaald linkse jongens te noemen.

Kennelijk is deze simpele uiteenzetting nog steeds niet voldoende voor de hardnekkigen, die beweren dat Hitler een socialist of op zijn minst links was. Ik vind die bewering een regelrechte belediging voor de allereersten, die ooit in Duitsland zich verzetten tegen het Nazisme: de KPD (Kommunistische Partei Deutschland) en de SPD (Sozial-Demokratische Partei Deutschland) en die dat verzet als eersten moesten bekopen met een gang naar bedenkelijke oorden als Dachau en Oranienburg.

Als Hitler daadwerkelijk het Socialisme aanhing, zou het toch op zijn minst logisch zijn geweest dat hij zijn bondgenoten onder gelijkgestemden aan de linkerkant van het politieke spectrum zou hebben gevonden. Niets is minder waar: Hitler vond zijn politieke bondgenoten louter en alleen aan de rechterzijde van het politieke spectrum en zijn volgelingen van het eerste uur kwamen voort uit allerlei duistere rechtse clubjes, zoals de Thule Gesellschaft (http://de.wikipedia.org/wiki/Thule-Gesellschaft) dat ooit door ene Sebottendorf (http://de.wikipedia.org/wiki/Rudolf_von_Sebottendorf) vlak na de Eerste Wereldoorlog werd opgericht.

Direct vanaf haar oprichting droeg dat Thule-Gesellschaft een sterk antisemitisch karakter. Deze club bracht een eigen krantje uit, dat de Münchener Beobachter heette. Later werd dit blad overgenomen door Hitlers NSDAP, die het omdoopte tot de bekende Völkischer Beobachter, zeg maar de Telegraaf van alles wat Hitler aanhing.

Een van de leden van het Thule-Gesellschaft was Karl Harrer (http://de.wikipedia.org/wiki/Karl_Harrer) en deze goede man richtte samen met Anton Drexler (http://de.wikipedia.org/wiki/Anton_Drexler) de DAP (Deutsche Arbeiter Partei) op. Hitler werd in september 1919 lid van deze DAP en doopte de partij in 1920 om tot de NSDAP. De rol van Harrer en Drexler was toen uitgespeeld. Andere bekende leden van het Thule-Gesellschaft waren Rudolf Hess (later schopte die het tot plaatsvervanger van de Führer) (http://de.wikipedia.org/wiki/Rudolf_He%C3%9F); de latere partijfilosoof van Hitler: Adolf Rosenberg (http://de.wikipedia.org/wiki/Alfred_Rosenberg) en Dietrich Eckart (http://de.wikipedia.org/wiki/Dietrich_Eckart), de eerste mentor van Hitler en uitvinder van de kreet “Deutschland Erwache”.

Het Thule-Gesellschaft keerde zich tegen de op 8 november 1918 opgerichte Freistaat Bayern en was indirect betrokken bij de moord op Joodse Socialistische president van de Freistaat, Kurt Eisner (http://de.wikipedia.org/wiki/Kurt_Eisner). Saillant detail is dat deze club in het embleem een hakenkruis voerde en dat teken zou later iets bekendere vormen aannemen. Het Gesellschaft kenmerkte zich door een sterk antisemitisme (Joden waren “Todfeind des deutschen Volkes”) en anti-socialisme.

Misschien is het handig om eerst eens te bezien hoe Hitler zelf dacht over Internationalisme dan wel het Socialisme. Zijn denkbeelden zijn nog steeds prima na te lezen in het van zijn hand verschenen boekwerk “Mein Kampf”, dat hij in 1924 in de gevangenis van Landsberg dicteerde aan Rudolf Hess, die het keurig netjes uittypte. Al heel snel, in hoofdstuk 1, komen we daarin Adolfs visie ten aanzien van het Internationalisme voor. Met de zin “Eender bloed behoort thuis in één rijk” geeft hij aan niet bepaald een Internationalist te zijn. Het wordt vervolgd met Het Duitse volk kan geen aanspraken op een koloniaal-politiek gebied doen gelden, zolang het niet bij machte is gebleken, zijn eigen zonen binnen 1 staatsverband te brengen. Pas wanneer de rijksgrens ook de laatste Duitser omsluit, en het Rijk niet meer de zekerheid heeft, iedereen te kunnen verzorgen, pas DAN ontstaat uit de nood van het eigen volk het morele recht tot verwerving van vreemde grond.”, een tekst, die niet bepaald afkomstig is van iemand die internationaal denkt.

Als Hitler iets verderop over zijn schoolperiode schrijft, geeft hij volmondig toe een nationalist te zijn:

Mijn rapporten in deze tijd vertoonden, naar gelang van het vak en mijn waardering daarvoor, steeds uitersten. Naast “uitmuntend” en “zeer goed” stonden “even voldoende” en “onvoldoende”. Verreweg het beste waren mijn vorderingen in aardrijkskunde en beter nog die in algemene geschiedenis. Dit waren mijn beide lievelingsvakken, waar ik mijn klasgenoten verre de baas was. Indien ik thans – na zoveel jaren – mij de resultaten van deze tijd voor de geest haal en onderzoek, dan zie ik twee in het oog lopende feiten van bijzonder grote betekenis. Ten eerste: Ik werd Nationalist. Ten Tweede: Ik leerde de geschiedenis in haar ware betekenis doorzien en begrijpen.”

Verderop gaat Hitler in op zijn visie op het land Oostenrijk-Hongarije, het land waar hij werd geboren:

Zo was ook ik reeds in mijn prille jeugd in de gelegenheid om deel te nemen aan de strijd der nationaliteiten in het oude Oostenrijk. Men collecteerde voor Duitse scholen en voor de Zuidelijkste provinciën, men gaf blijk van zijn overtuiging door middel van korenbloemen en zwart-rood-goud, men groette met “Heil” en zong liever het “Deutschland uber alles” dan het “Gott erhalte Franz den Kaiser”, wat men ook mocht vermanen en straffen. Wij jongens waren daardoor reeds politiek geschoold op een leeftijd, waarop een onderdaan van een zogenaamde Volksstaat meestal van zijn volkseigenheden weinig meer kent dan de taal. Dat ik reeds destijds niet tot de onverschilligen hoorde spreekt vanzelf.”

Zoals uit het vorenstaande blijkt was Hitler een Nationalist pur-sang: zijn kreten als “eender bloed hoort thuis in één Rijk” staan dan ook lijnrecht tegenover het “Arbeiders aller landen, verenigt U” dat door Karl Marx werd gepredikt. Maar kennelijk is dat nog niet voldoende voor de “Hitler was een socialist”-figuren, die onder andere op Twitter figureren. Laten we dan maar eens kijken hoe Hitler dacht over het Socialisme.

Het is bekend dat Hitler kunstschilder wilde worden en in 1907 probeerde hij die wens te verwezenlijken door vanuit zijn woonplaats Linz te vertrekken naar Wenen om zich aldaar aan te melden voor de kunstacademie. Samen met zijn vriend August Kubizek woonde hij in Wenen. Interessant om te lezen is het boek dat Kubizek over zijn vriendschap met Hitler heeft geschreven, hier een link naar de Engelse vertaling van het boek: http://archive.org/details/TheYoungHitlerIKnew Helaas voor de wereldgeschiedenis mislukte de poging om kunstschilder te worden en begon Hitler, toen zijn financiële situatie slechter werd, steeds meer een zwervend bestaan door Wenen te leiden.

In Mein Kampf beschrijft Hitler zijn eerste kennismaking met de Sociaal-Democratie. Aanvankelijk staat hij er niet afwijzend tegenover omdat de Sociaal-Democraten in het Habsburgse rijk pleitten voor algemeen kiesrecht. Hitler zag dit als een ideaal middel om de Habsburgse monarchie te verzwakken: “Want alleen ZO kon eenmaal de “Anschluss” aan Rijksduitsland weer bereikt worden”.

Daaropvolgend schrijft Hitler het volgende “Zodoende stond ik dus niet onsympathiek tegenover de actie van de sociaal-democratie. Ik was destijds nog zo argeloos en dom om te geloven, dat het inderdaad haar einddoel was, de levensvoorwaarden van de arbeiders te verbeteren en dat scheen mij eerder VOOR dan tegen haar te pleiten. Wat mij het meest in haar afstiet, was haar vijandige houding in de strijd om het behoud van ons Duitse karakter, en haar erbarmelijk gekruip en gelik om de gunst van de Slavische “partijgenoten”, die zich dit, voor zover het gepaard ging met materiële voordelen, graag lieten aanleunen, maar zich overigens met een arrogant schouderophalen afzijdig hielden en ZO de opdringerige bedelaars hun verdiende loon gaven.”

Al snel komt Hitler tot de volgende, alleszeggende conclusie ten aanzien van de Sociaal-Democratie: “Nu kwam ik opeens in aanraking met de producten van haar opvoeding en “wereldbeschouwing”. En wat anders misschien pas na tientallen van jaren opgekomen zou zijn, dat groeide nu in de loop van luttele maanden! Het besef namelijk, dat zich hier onder het mom van sociaal besef en naastenliefde een pestilentie verbergt van zodanige aard, dat het de mensheid geraden is, de aarde zo spoedig mogelijk hiervan te verlossen, omdat het anders maar al te licht zou kunnen gebeuren, dat de aarde van de mensen verlost raakt.” Kortom: Sociaal-Democratie en alles wat daar naar riekte was in Hitlers ogen een pestilentie. Verderop in Mein Kampf koppelt hij de Sociaal-Democratie rechtstreeks aan het Jodendom en dan is zijn wereldvisie compleet. Ik kom daar nog op terug.

Ook ten aanzien van de vakbeweging steekt Hitler zijn mening niet onder stoelen of banken “Als een dreigende onweerswolk hing reeds destijds de ‘vrije vakvereniging’ boven de politieke horizon en boven het bestaan van de enkeling. Zij was een van de vreselijkste terreurwerktuigen tegen de veiligheid en de onafhankelijkheid van de nationale economie, tegen de stevigheid van de staat en de persoonlijke vrijheid. Zij was het, meer dan iets of iemand anders, die het begrip democratie tot een weerzinwekkend belachelijke frase maakte, die de vrijheid schond en de meest grove bespotting van iedere idee van broederschap was, door de door haar maar al te zeer nagestreefde leus: “Und willst du nicht Genosse sein, so schlagen wir dir den Schädel ein.” (En wil je onze kameraad niet zijn, dan slaan wij je de hersens in.) Zo leerde ik destijds deze vrienden van de mensheid kennen.”

Kortom: Hitler was allesbehalve een Sociaal-Democraat. Iets verderop in Mein Kampf verbindt hij het Jodendom met de Soclaal-Democratie. Deze visie zou hij tot zijn dood op 30 april 1945 behouden en vormde het granieten fundament van zijn antisemitisme.

In Wenen maakt Hitler kennis met de Joden, die daar wonen en hij omschrijft deze ontmoeting als volgt: “Toen ik op zekere dag zo de binnenstad rondzwierf, ontmoette ik plotseling een verschijning in lange kaftan, en met zwarte lokken. Is dit ook een Jood? was mijn eerste gedachte. Zo zagen ze er in Linz waarlijk niet uit. Ik beschouwde de man onopvallend en voorzichtig, maar toen ik langer naar dit vreemde gezicht staarde, en trek voor trek aandachtig naging, nam die eerste vraag langzamerhand een andere gedaante aan. Is dit ook een Duitser?”  en verderop “Waar ik nu liep, zag ik ook Joden, en hoe meer ik er zag, des te scherper zag ik het verschil tussen hen en de andere mensen. Vooral in de binnenstad en in de buurten ten Noorden van het Donaukanaal wemelde het van mensen, die zelfs uiterlijk niets meer met ons Duitsers gemeen hadden. Maar wanneer dit mij nog niet geheel overtuigd mocht hebben, dan werd deze twijfel voorgoed uitgewist door de houding van vele Joden zelf. Er bestond immers een zeer sterke, ook te Wenen vele aanhangers tellende beweging onder hen, welke het feit, dat het Jodendom een apart volk, en zijn bijzonder karakter een volkskarakter was, nogmaals zo nadrukkelijk mogelijk bevestigde: het Zionisme.”

Pas wanneer Hitler de koppeling tussen Jodendom en Sociaal Democratie maakt (“Toen ik zag dat de Jood leider van de Sociaal-democratie was, begonnen mij de schellen van de ogen te vallen. Dit maakte voor mij een einde aan een lange innerlijke strijd.”), wordt volledig duidelijk dat Hitler van deze politieke richting totaal niets moest hebben: “Een ding was mij duidelijk geworden. De partij waartoe al deze mensen, die nu al sinds maanden mijn heftigste tegenstanders waren, behoorden, werd geheel geleid door een vreemd volk; want van het feit, dat een Jood geen Duitser kon zijn, was ik, tot mijn grote innerlijke voldoening, nu wel overtuigd. Thans echter leerde ik deze bedervers van ons volk pas werkelijk kennen. Een jaar Wenen was voldoende geweest, om mij de overtuiging bij te brengen, dat geen arbeider zo verstokt kon zijn, dat hij niet, wanneer hem alles was uitgelegd, voor juistere argumenten gezwicht zou zijn. Ik was langzamerhand een kenner van hun eigen leer geworden en gebruikte die kennis als wapen in de strijd voor mijn innerlijke overtuiging. Bijna steeds was nu het succes aan mijn kant. De grote massa kon gered worden, al zou dat dan de zwaarste offers aan tijd en geduld kosten. Maar het was onmogelijk om een Jood van zijn opvatting af te brengen. Ik was destijds nog zo kinderlijk, om hun de krankzinnigheid van hun leer te willen aantonen, praatte mij in de kleine kring de tong stuk en de keel hees en meende, dat het mij toch MOEST gelukken, hen te overtuigen van de verderfelijkheid van hun marxistische waanzin; maar dan bereikte ik pas goed het tegendeel.”

Het is duidelijk: Hitler is geen Marxist: “De Joodse leer van het marxisme wijst het aristocratische principe van de natuur af en zet op de plaats van het eeuwige voorrecht van de kracht en van de sterkste, de massa van het getal en haar dood gewicht. Zij ontkent hierdoor in de mens de waarde van de persoonlijkheid, bestrijdt de betekenis van het volk en ras, en onttrekt daarmee aan de mensheid de grondslag van haar bestaan en haar cultuur. Indien deze leer tot het grondprincipe van het heelal werd, dan zou dit het einde betekenen van iedere denkbare orde. En zoals in dit grootste ons bekende organisme een dergelijke wet onvermijdelijk tot de chaos zou leiden, zo zou zij op de aarde niets anders ten gevolge kunnen hebben dan de vernietiging van het leven op deze planeet. Indien de Jood met zijn marxisme de overwinning behaalt op de volkeren van deze wereld, dan zal een krans, gevlochten uit de lijken van de gehele mensheid, zijn kroon zijn; dan zal deze aarde opnieuw, evenals voor miljoenen jaren, van ieder menselijk leven ontdaan, zwijgend haar weg door het heelal gaan. Want de natuur, die eeuwig is, wreekt onverbiddelijk iedere inbreuk op haar geboden. Daarom is het mijn overtuiging, dat ik werk in de geest van de almachtige Schepper: Want door mij te verweren tegen de Jood, strijd ik voor het werk des Heren.”

Hopelijk hebben de Hiter-was-een-socialist-denkers het tot hier uitgehouden. Adolf geeft in zijn boekwerk overduidelijk aan niets met het Marxisme te maken willen hebben. Zijn gehele politieke carrière staat in het teken van de strijd tegen het Jodendom en, daaraan gekoppeld, de strijd tegen het Joodse Socialisme en Communisme. Zelfs toen de Russen voor de deur stonden, wilde hij het nog met de Westelijke machten Engeland en de Verenigde Staten op een akkoordje gooien om de strijd tegen “het Oosten” voort te zetten.

Zoals ik in het begin al schreef: Hitler vond zijn bondgenoten aan de rechterzijde van het politieke spectrum: figuren als Drexler, Harrer, Hess, Goering, Goebbels, Ludendorff kun je met de beste wil van de wereld niet representanten van links noemen. Verder kreeg Hitler aanzienlijke steun vanuit de industrie, ik behoef alleen maar Krupp of Thyssen te noemen. Tenslotte werd hij salonfähig gemaakt door Ernst Hanfstaengl, die hem introduceerde in de betere kringen. Daar verkeren, zoals bekend, vrij weinig socialisten. Tenslotte was de clique rond de schoondochter van Richard Wagner (Winnifred Wagner, zie de.wikipedia.org/wiki/Winifred_Wagner) een goede sponsor van Adolf, ten tijde van zijn gevangenistijd in Landsberg. Ze zorgden ervoor dat Hitler goed in de spullen zat; naar eigen zeggen: “alles was ein vermeintliches Genie benötigen könnte, darunter „große Mengen Schreibmaschinenpapier und Zubehör, was es ihm ermöglichte, mit dem Verfassen seines antisemitischen Buchs Mein Kampf zu beginnen”. Je hoeft maar even te googelen naar Wagner om te zien dat deze kring nu niet bepaald aan de linkerzijde van het politieke spectrum vertoefde.

Ten overvloede: als Hitler socialistisch was en dus een socialistische politiek nastreefde, dan zou dit overduidelijk moeten blijken uit de verkiezingsuitslagen in Duitsland gedurende de periode 1920-1933. Immers: SPD en KPD hadden er dan een geduchte concurrent ter linkerzijde bij gekregen en dat zou onvermijdelijk moeten hebben geleid tot een vermindering van aanhang van deze partijen omdat mensen naar die “nieuwe socialistische” partij zouden overlopen. Laten we de verkiezingsresultaten van NSDAP, SPD (en in 1920 de USPD) en KPD er eens bijnemen.

                                               Aantal stemmen in procenten>

Partij               1920     1924     1924     1928     1930     1932     1932     1933*

SPD              21,7      20,5      26,0      29,8      24,5      21,6      20,4      18,3

USPD               18,8              –              –              –              –             –              –              –

KPD                    2,1       12,6         8,9       10,6      13,1      14,3      16,9      12,1

NSDAP                 –           6,6        3,0          2,6      18,2      37,3      33,1      43,9

* Verkiezingen gehouden op  5 maart 1933 en nauwelijks meer democratisch te noemen na de toestanden rond de Rijksdagbrand

Zoals te zien is komt het stemmenpotentieel van de NSDAP niet van de linkerkant van het spectrum. De Duitse middenpartijen werden weggevaagd want bij de middenstand zat het grootste gedeelte van de NSDAP-stemmers, niet of nauwelijks onder de (vaste kern) van SPD- en KPD-stemmers.

Wie nog steeds niet overtuigd is verwijs ik tenslotte maar naar een van de beroemde redes, die Adolf Hitler ooit gehouden heeft, namelijk die van 26 januari 1932. In die beroemde rede van ruim drie uur legt Hitler zijn visie ten aanzien van de industrie, de banken en de economie open en bloot op tafel en wist hij in één klap vrijwel alle grote werkgevers aan zich te binden. Kortheidshalve verwijs ik maar naar de bron waarin deze rede is afgedrukt, namelijk het meesterwerk van Max Domarus: Hitler. Reden und Proklamationen 1932-1945, Bd. I, 1. Halbband, München 1965, S. 68ff.

Degene, die Hitlers politiek op economisch terrein mogelijk maakte was de razend knappe bankier Hjalmar Schacht. In Businessweek van november 1997 staat een korte beschrijving van het geweldige boek, dat over hem is geschreven: Hitlers Banker van John Weitz, eveneens een aanrader! (http://www.businessweek.com/1997/46/b3553065.htm).

Hitler, een socialist? Ik dacht het niet!

Verdere (zeer) aanbevelenswaardige literatuur:

Over Hitler en de NSDAP:

Werner Maser – Hitler, Legende, Mythe en Werkelijkheid

Werner Maser – Der Sturm auf die Republik, Geschichte der NSDAP 1919-1924

Ian Kershaw – Hitler 1889-1936 en Hitler 1936-1945

Joachim Fest – Hitler, een biografie

Sebastian Haffner – Kanttekeningen bij Hitler

Bert Natter e.a. – Hitlers tafelgesprekken 1941-1944

Marc Vermeeren – Hitler, Zwerver, soldaat, politicus (1980-1923)

Max Domarus – Hiter, Reden und Proklamationen 1932-1945

Adolf Hitler – Mein Kampf

August Kubizek – Hitler, mein Jugendfreund

Overige:

Peter Longerich – Goebbels, een biografie

William L. Shirer – Rise and fall of the Third Reich

Tenslotte, speciaal voor de schedelmeters:

Alfred Rosenberg – Mythus des 20. Jahrhunderts

Arthur de Gobineau – Essai sur l’inégalité des races humaines

Houston Stewart-Chamberlain – Grundlagen des neunzehnten Jahrhundert

Noot van Krapuulredactie: dit uitstekende artikel van Jan van den Heuvel, niet te verwarren met oprichter J. (Jeroen) van den Heuvel, verscheen eerder op Krapuul op 15 oktober 2013. Het is onveranderlijk en onverbeterlijk nodig. Het is waarschijnlijk een illusie te verwachten dat de ideologen van extreemrechts met hun leugens zullen ophouden. Dit is wat wij kunnen doen: het artikel in deze slappe tijd in de herhaling doen.

Noot 2: Zo’n zeven jaar later en het van alle geschiedschrijving en inzicht in politieke filosofie losgezongen praatje over nazisme als socialisme (de naam! vanwege die bruine diefstal dient men consequent over nazisme te schrijven/spreken) en Hitler of Mussolini als “links” waart nog steeds rond. Dus ten tweeden male in de herhaling. Nu als enigszins verlate Pinkstertekst. Helaas zijn wij het contact met de schrijver (dat verliep via twitter) kwijtgeraakt.

– Uitgelichte afbeelding: Von Bundesarchiv, Bild 133-032 / CC-BY-SA 3.0, CC BY-SA 3.0 de, https://commons.wikimedia.org/w/index.php?curid=5337541