Torens, kantelen, en een slotgracht. Dat is, zo wordt de hedendaagse kasteelbezoeker verteld, hoe een ‘heer’ zich vroeger beschermde tegen rivaliserende edellieden. Helemáál correct is dat verhaal natuurlijk niet: de feodale adel had doorgaans meer te vrezen van de eigen horigen dan van hun klassegenoten. Menig kasteelheer vond dan ook zijn einde aan de riek van een rebellerende boer – alle fortificaties en repressieve terreur ten spijt. Net zomin klopt dus de mythe van de ‘mondige burger’, die pas in het moderne tijdperk van de liberale democratie zijn intrede deed. De geschiedenisboekjes leren ons dat contestatie en verzet vooral moderne fenomenen zijn, maar voor wie beter kijkt is de menselijke geschiedenis doorspekt met verhalen van slavenopstand, revolutie, onteigening, en sabotage.
Een ánder onderbelicht aspect in de gangbare geschiedvertelling is dus dat de heersende klasse zich doorgaans goed bewust was van het eigen gevaar. Uitbuiters en onderdrukkers hebben altijd iets te vrezen. En ook al prijken kasteelmuren en ophaalbruggen inmiddels op de erfgoedlijst – tot op de dag van vandaag beschikt iedere bovenklasse over een wapenarsenaal om zich tegen mogelijke opstandelingen te beschermen.
(Lees verder bij de bron van dit artikel)
Via:: Doorbraak