Verkiezingstijd, links en rechts, liberale retoriek

In een staafdiagram waarin een prognose over de komende verkiezingen (22 november 2023) tot uitdrukking kwam, zag ik tot mijn verbazing dat de VVD er niet slecht voorstaat. Hoewel het de partij van het grote geld en de vorstelijke winsten is, lijkt toch een groot deel van de gewone mensen (weer) op die partij te gaan stemmen. Werkt de liberale retoriek als een magneet?

Voor een mogelijk antwoord op die vraag heb ik opnieuw de zestig jaar oude bundel Macht en mensen (1963/1971) van de Amerikaanse socioloog en maatschappijcriticus Charles Wright Mills (1916-1962) opgeslagen. Daarin bevindt zich onder meer het essay ‘Liberale waarden in de wereld van vandaag’ – van die van toen dus. Zou er iets veranderd zijn? Ik ging op zoek.

Scheiding liberale idealen en sociale werkelijkheid: liberale retoriek

Na een inleiding over het liberalisme beschrijft Wright Mills in één alinea wat er van het liberalisme is overgebleven. Ik citeer. ‘Het liberalisme, als een geheel van idealen, is nog steeds van betekenis en heeft een duidelijke aantrekkingskracht op de Westerse mens. Dat is één reden waarom het de gemeenschappelijke noemer van de Amerikaanse politieke retoriek is geworden; maar er is ook een andere reden. De idealen van het liberalisme zijn gescheiden van de werkelijkheid van de moderne sociale structuur, waarin de middelen tot realisatie van die idealen ontbreken. Het is makkelijk om het over algemene doeleinden eens te zijn; het is heel wat moeilijker om het over de middelen eens te worden en over de vraag of de middelen de doeleinden dienen. De scheiding tussen liberalisme en de gang van zaken in de moderne maatschappij maakt het tot een prachtige façade’ (p. 26; cursivering thh). Kortom, ‘als politieke retoriek is het liberalisme gevulgariseerd’, aldus Wright Mills.

Dit is ferme taal van Wright Mills en dat weet hij ook wel. Ergens anders in de bundel merkt hij daarover op: ‘Verwacht niet dat ik met een ‘genuanceerd standpunt’ kom. Ik ben geen sociologische boekhouder. ‘Genuanceerde standpunten’ zijn trouwens meestal oppervlakkige standpunten, die hun bestaan danken aan een ongenuanceerd gemis aan voorstellingsvermogen en afkeer van nadenken’ (p. 69).

Ondertussen is wel duidelijk waar die magneetwerking huist. De liberale idealen hebben een aantrekkingskracht. Die laat je hun magneetfunctie hebben. Dan verplaats je je naar de sociale werkelijkheid, je benoemt een aantal maatschappelijke problemen in open woorden (zorg, bestaanszekerheid) en wendt voor dat je die problemen zal aanpakken, terwijl je vooral oog hebt voor ‘het grote geld’, want zo heet het in tegeltjeswijsheid: als het goed gaat met het ‘grote geld’, gaat het goed met iedereen. En dat weten die ‘grote jongens’ van de verschillende elites heel goed voor zichzelf. De vastgoedmastodont Cor van Zadelhoff was er dan ook als de kippen bij voor de aanstaande verkiezingen: ‘Donaties aan de VVD kunnen echt het verschil maken’ (zie hier). De grote donateurs weten vooral de VVD te vinden (zie hier). Dit gaat al jaren zo via bedrijfssponsoring en fundraising-dinners (zie hier). De gewone mensen zijn even apart gezet…

‘Moderne ontwikkelingen’

De liberale retoriek is te zien als een uitvloeisel van de geschiedenis van de moderne maatschappij. Die is te vertellen als een verhaal van de uitbreiding en centralisatie van machtsmiddelen – in economische, politieke een militaire instellingen. Wright Mills: ‘De opkomst van de industriële samenleving bracht deze ontwikkelingen in de productiemiddelen met zich. De opkomst van de staat bracht soortgelijke ontwikkelingen mee in de middelen van geweld en van politieke beheer’ (p. 9).

De liberale retoriek paste daar moeiteloos in. Ik herinner mij nog hoe VVD-politici en -ministers voor deregulering waren (jaren 1980; in mijn hoofd komen op de namen van Wiegel en Korthals Altes). Die deregulering had bijna uitsluitende te maken met het laten verdwijnen van knellende regelingen en wetten waarvan het bedrijfsleven last had. Naast deregulering verscheen ook het juridische verschijnsel ‘gedogend besturen’ (zie daarover in mijn boek Constanten in het publiekrecht: met het oog op besturen, Zwolle, 1995, pp. 157-159 en 214-217). Tot welke (milieu)rampen deze neoliberale juridische manoeuvres leidden, komt nu, na enkele decennia, in het openbaar (voorbeeld: chemiebedrijf Chemours in Dordrecht wacht vervolging, zie Online).

Met de moderne ontwikkeling is de onderlinge beïnvloeding van de instellingen op drie gebieden groter geworden en is het onderling verkeer toegenomen. Het is net alsof Wright Mills hier zestig jaar vooruitloopt. Dat is uit het vervolg op te merken: ‘Er bestaat niet langer aan de ene kant het economische en aan de andere kant het politiek bedrijf, met daartussen in een militair apparaat dat niets met politiek en geld-verdienen te maken heeft. We hebben nu een politieke economie die vele banden heeft met het militaire bedrijf en de militaire beslissingen. Deze machtsdriehoek is tegenwoordig een structureel gegeven en als we daar geen rekening mee houden, kunnen we de betekenis van de ‘hogere kringen’ in (Amerika) [de wereld] niet begrijpen’ (p. 11).

‘De enorme uitbreiding van machtsmiddelen en de definitieve centralisatie ervan houdt in, dat de macht van kleine groepen mensen, die we elite kunnen noemen, nu letterlijk onmenselijke consequenties heeft’ (p. 10).

Analyse structurele posities

Wright Mills geeft aan dat we kunnen spreken over een ‘overontwikkelde maatschappij’. Daarin domineert ‘de levensstandaard de manier van leven. De mensen zijn als het ware instrument geworden van het industriële en commerciële apparaat: collectief, omdat zij een overdadige productie handhaven; individueel, omdat zij een dolle jacht houden op consumptiegoederen’ (p.66). ‘De maatschappij is één grote verkoophal geworden – en een net van geldafperserij: het toppunt van succes is, naarmate in de maatschappij alles steeds meer door mode bepaald wordt, je jaarlijks het laatste model aan te kunnen schaffen’ (pp. 66-67). Zoek hier met betrekking tot het heden eens de relatie met het verkiezingstrefwoord: bestaanszekerheid!

Dit alles is uiteindelijk – hoewel voor veel individuele mensen heel belangrijk…een leven zonder ‘influencers’ is nauwelijks nog denkbaar – de oppervlakte. Wright Mills wil zich bezighouden met de structurele positie van heersende groepen en hij vraagt aandacht voor de institutionele structuur van de samenleving. Dit maakt dat hij ‘zowel de opvatting verwerpt dat er een duidelijk aanwijsbare vijand zou bestaan, dat slechts één of twee mensen verantwoordelijk zouden zijn, als de opvatting dat het allemaal maar puur onpersoonlijke, tragische loop van de geschiedenis zou zijn’ (p. 31).

De laatstgenoemde opvatting acht hij voornamelijk een fatalistische projectie van ons eigen gevoel van onmacht. De eerste – de opvatting dat alles te wijten is aan het samenzweringsplan van een duidelijk aanwijsbare vijand – is een rechtvaardiging om af te zien van de moeizame pogingen om te begrijpen hoe structurele veranderingen mogelijkheden openen voor verschillende elites en hoe die verschillende elites er wel of niet in slagen daar gebruik van te maken (p. 31). Vandaar zijn vraag naar hun structurele positie en de consequentie van hun handelen.

Links en rechts in de politiek

Zestig jaar geleden, zo blijkt bij Wright Mills, waren er al mensen die zélf op een dood spoor geraakt waren en ons vele malen vertelden, dat de begrippen links en rechts in de politiek historisch en rationeel iedere betekenis verloren hadden. Wright Mills wijs dat af. Rechts betekent onder andere: doorgaan met wat je altijd gedaan hebt, verheerlijken van de maatschappij in de bestaande vorm omdat die maatschappij nu eenmaal zo is en niet anders. Links betekent voor Wright Mills het omgekeerde – of zou dat moeten betekenen. Het wijst op structuur-kritiek plus beschrijvingen en theorieën van de maatschappij die tevens op het een of het andere punt politieke eisen en programma’s zijn. De kritiek, eisen, theorieën en programma’s steunen moreel op de humanistische, seculaire idealen van de Westerse beschaving – voor alles rationaliteit, vrijheid en rechtvaardigheid (p. 79).

En waarom zouden mensen links willen zijn? Ik geef enkele antwoorden vanuit aandachtspunten waarmee Wright Mills strooit. Ze verlangen onder meer ‘effectieve controle over datgene waarvan zij afhankelijk zijn’ (p. 30). Ze zijn tegen de ‘georganiseerde onverantwoordelijkheid’ (zie Online) en universeel bedrog. Ze verlangen een onafhankelijke (wetenschappelijke) benadering zodat stereotiepe opvattingen ontmaskerd worden (p. 107).

Je hebt geen Kieswijzer nodig om uit te maken bij welke politieke partij je niet moet zijn…

Thom Holterman, oorspronkelijk verschenen bij Libertaire Orde

[De paginanummers in de tekst corresponderen met de bundel C. Wright Mills, Macht en mensen, Amsterdam, 1971.]

– Uitgelichte afbeelding: By https://www.thoughtco.com/c-wright-mills-3026486, Fair use, https://en.wikipedia.org/w/index.php?curid=72595306