De Nobelprijs voor de literatuur stelt nog wel eens voor verrassingen. Toen ik de magische wereld van Herta Müller betrad had ik niet het idee dat ik een toekomstige Nobelprijswinnares onder ogen had. En het verlenen van die prijs kan ook uit ideologische overwegingen gedaan zijn – wie kende deze Roemeens-Duitse schrijfster nu, die haar geboorteland (of liever: -streek) ontvlucht was? Het leek mijn persoonlijke ontdekking (niet totaal natuurlijk, haar boeken waren tenslotte uitgegeven…)
Toch lijkt het er op dat de jury voor deze prijs niet zo ideologisch geblinddoekt te werk gaat als de toekenners van de Nobelprijs voor de vrede. Nee, Svetlana Alexijevitsj, nooit van gehoord. In het Nederlands verschenen, nog niet zo lang geleden: Het einde van de rode mens. Uit een recensie:
Een van de geïnterviewden, een oud-Kremlinbeambte, bekritiseert Alexijevitsj om de anekdotische vorm: ‘U hecht ten onrechte geloof aan wat de mensen beweren, aan de menselijke waarheid… Geschiedenis is het leven van ideeën. Niet de mensen schrijven, maar de tijd schrijft.’ In de loop van het boek ontstaat een beeld van de Sovjetmens die vrij passief de tijd waarin zij leeft te verdragen in plaats van die te creëren, waardoor de voorgaande kritiek te verwachten is. Zoals een arts stelt: ‘Het was misschien een gevangenis, maar wel een fijne. We waren er aan gewend.’ Het geloof in iets wat individuen overstijgt is moeilijk te begrijpen voor een westerse individualist, opgegroeid onder het kapitalisme. Het eenheidsgevoel dat hier wordt omschreven de meesten in de huidige Nederlandse samenleving totaal onbekend.
Bron.
Dat de passiviteit van het meedeinen op golven van de tijd, door luitjes in hun voorgescheurde spijkerbroeken met hun latte macchiato en het rijksvoorgeschreven inzicht in hun individualisme, door henzelf niet gezien wordt, dat is nu juist de misère van deze “samenleving”.