‘Handelsoorlog in de maak’ koppen mainstream media in Europa. Deze confrontatie zou op punt van uitbreken staan na de ondertekening door VS-president Donald Trump van importheffingen op staal en aluminium, van respectievelijk 25 en 10 procent. De EU en China hebben tegenmaatregelen aangekondigd. Zo’n conflict willen we niet want het maakt producten duurder.
Voor Trump is het een tactische zet. Na verloren verkiezingen van een zo goed als zekere Senaatszetel in Alabama heeft hij voor komende verkiezingen de stemmen van handarbeiders hard nodig. Staalarbeiders vertegenwoordigen dat segment bij uitstek. Een aantal hunner was dan ook aanwezig bij het zetten van een handtekening door Trump. De president zei bij de gelegenheid dat hij hiermee een belangrijke verkiezingsbelofte inloste. Hij doelde op zijn uitlating dat een land dat oneerlijk voordeel haalt op de bedrijvigheid in de VS kan rekenen op tarieven en belastingen om de knoeierij te stoppen.
Trumps actie kan niet bij alle kapitaalkrachtigen op instemming rekenen. Zo stapte zijn economisch topadviseur Gary Cohn op na het besluit tot importheffingen. Hij vertegenwoordigt die mondiale kapitalistische elite die gebaat is bij vrijhandel. Deze bovenlaag vreest verstrekkende gevolgen. Het door hen zozeer gewenste vrijhandelsvehikel TTIP is door Trump al afgeserveerd. Met de geplande importheffingen wordt later opnieuw promoten van TTIP lastiger. Zelfs CETA, het vrijhandelsverdrag tussen de EU en Canada, kan op de helling komen als Canada zijn staal- en aluminiumuitvoer naar de VS tariefvrij wil houden en voor de handel tussen de EU en VS geen uitzondering wordt gemaakt.
Maar los van Trumps tactische manoeuvre kunnen importheffingen strategische betekenis hebben. Een land of een unie van landen doet er goed aan, als het daartoe economisch genoeg kracht bezit, om cruciale industriële bedrijvigheid – net als landbouw in verband met een veilige voedselvoorziening – voldoende in eigen hand te houden. Dat een economie kan volstaan met slechts lokale dienstverlening is een illusie. In 2013 in Het tijdperk van factormobiliteit is daarover opgemerkt:
Veronderstel dat er op grote schaal verplaatsing of relocatie van industrie van Europa naar het Oosten plaatsvindt en dat Europa erin slaagt alle banen die in de industrie verloren gaan te vervangen door ‘diensten’. Op weinig uitzonderingen na, zullen dit dan consumptiegerichte diensten zijn. Die kan men niet of nauwelijks in- of uitvoeren; zij moeten hier geproduceerd en geconsumeerd worden.
(…)
De relocatie van de meest productieve economische bedrijvigheden (zowel in de industriële als de dienstensector) kan in het Westen leiden tot een niet alleen relatieve maar zelfs absolute daling van de levensstandaard.
(…)
Dat wij wegens de concurrentiestrijd met China en India genoodzaakt zouden zijn om langer te gaan werken of minder te gaan verdienen is al helemaal een treurige misvatting. Uiteindelijk betekent het dat wij gaan concurreren met bijvoorbeeld de arbeidsomstandigheden van een Indiase (kind)arbeider.
Trump heeft de klok wat betreft deze geschetste dreiging ergens in de verte horen luiden want hij verkoopt zijn plan met het argument dat staal en aluminium strategische metalen zijn. Nooit had ik evenwel verwacht dat een pias als Trump deze stap zou uitvoeren, vermoedelijk weliswaar niet met een strategisch oogmerk maar veeleer als een foefje. Niettemin valt voor tarifering veel te zeggen. Vrijhandel is een potentiële vernietiger van de verworvenheden op sociaal en milieutechnisch gebied, waarvoor arbeiders in het Westen meer dan eeuw lang hebben gevochten. Dictaturen mogen niet de gelegenheid krijgen de resultaten van die strijd teniet te doen.