De introductie van de woorden autochtoon en allochtoon herinner ik mij maar al te goed. Zij werd gedaan door de Progressieve Coalitie die Amsterdam bestuurde in 1974-75. De echte bewoners van de Nieuwmarktbuurt wilden graag sloop en een snelweg door hun buurt. De allochtonen, krakers bedoelden ze, zaten deze mooie plannen in de weg. Verdeeldheid zaaien en daarbij moeilijke, onbekende woorden gebruiken. Dat het allemaal wat anders in elkaar stak deed er niet toe voor die bestuurderen, die het mollen van huizen een mooie bijdrage aan de klassenstrijd vonden (en ze hadden gelijk, maar ze bedoelden het precies anders).
Niet lang daarna was allochtoon een eufemisme geworden voor gastarbeider. In het woord gastarbeider zitten maar liefst twee kritische lagen. Ze zijn te gast – bij wie? En ze zijn arbeider. Een woord dat nodig weggemoffeld moest worden, je had werknemers en eigenlijk waren dat medewerkers. Met wie? Niet doorvragen, hè. De gastarbeider werd allochtoon, onder welke paraplu allerlei andere “vreemdelingen” vielen.
Er is eigenlijk geen nieuw eufemisme gekomen, dit moest volstaan. Nu ja, de allochtoon zorgde er voor dat “we” op weg waren naar de multiculturele samenleving. Van arbeider naar cultuurbrenger, het bleek een levensgevaarlijk – ja, letterlijk – wegmoffelen. Het zijn de PVV-achtigen die nu verkondigen dat Ahmed en Fatima cultuur kwamen brengen in plaats van arbeidskracht, en een in zijn eigen eufemismen omgekomen “links” heeft daarop in feite geen verweer. ARBEIDER! Ach, dat klinkt zo naar communisme, Marx en zo. We zijn nu allemaal medewerkers.
Eufemismen, dat gaat nog steeds voor links door. Ik las – ik ga niet zeggen waar – dat “indianen” liever “native Americans” worden genoemd. Nu ken ik toevallig wat indianen en die hebben daar echt in het geheel geen behoefte aan. Waarom zou je de naam van een zogenaamde “ontdekker” als aanduiding willen? Niet dat “indiaan” nou zo’n geslaagd woord is, maar het is een bruikbare paraplu voor de mensen die door de koloniale moordzuchtige invasie in hun eigen werelddeel gemarginaliseerd zijn. De meeste mensen noemen zich mensen, u zult daar misschien van opkijken, maar nationaliteit of ras zijn kunstmatige constructies.
Het is niet toevallig dat het woord slaaf wel erg lijkt op Slavisch. De Slavischtaligen waren eeuwenlang voor de andere Europeanen handelswaar en hun eigen aanduiding (“zij die de taal machtig zijn”) werd een aanduiding voor de status waartoe velen van hen gereduceerd waren. Tot slaaf gemaakt, ja. Maar eh – zij waren al Slaven…Slavernij wordt als niet beschaafd afgeschilderd tegenwoordig, al kun je je afvragen of loonslavernij (ai, daar heb je die ARBEIDER weer) meer dan gradueel anders is. David Graeber waagt zich aan die vraag, die verder natuurlijk taboe is want wij zijn allen medewerker en als het even kan worden we allemaal zzp’er (hee, een woord dat toch weer loonslavernij verbergt in die p.) En intussen moet het woord “slaaf” al net zo van zijn kritische historische lading ontdaan worden als de arbeider, de loonslaaf, de proletariër weg moest. Het gaat alweer voor links door. Je moet “tot slaaf gemaakten” zeggen, want niemand wordt als slaaf geboren. Hetgeen van volkomen ontkennen van de geschiedenis getuigt. Het is paradoxaal, ja het is een schandaal, maar men kan of kon als slaaf geboren worden. En via verkrachting die geen verkrachting hoefde te heten, want de verkrachte was eigendom, slavin, kon de eigenaar tegelijk vader en eigenaar van zijn eigen kind zijn. Frederick Douglass beschrijft dit over zichzelf. In het Britse genealogieprogramma Who do you think you are? is het een paar keer voorgekomen dat een zwarte bekende Brit zowel slaven als slavenhouders in zijn of haar voorgeslacht bleek te hebben. Het paradoxale is dat je de slavenhouders moet haten en tegelijk je fysieke bestaan aan hen dankt.
Het is nog steeds van toepassing: het gaat er om de wereld te veranderen, niet om haar anders te interpreteren. Of: anders aan te duiden.