Nederland is sinds jaren actief deelnemer (geweest) aan twee internationale operaties tegen piraterij voor de kust van Somalië. De ene operatie, in NAVO-verband, is i in 2016 beëindigd. De andere, een Europese operatie, isn onlangs tot in 2018 verlengd. Nederlandse oorlogsschepen en militairen zijn actief (geweest) in het bestrijden van piratengroepen, het afslaan van aanvallen door piraten, en het oppakken, vervolgen en opsluiten van mensen die van piraterij werden verdacht.
Het aantal aanvallen door piraten is gaandeweg inderdaad omlaag gegaan. In die zin kun je van succes spreken. Maar er zijn minstens drie kanttekeningen tem aken. Allereerst is het succes weinig meer dan symptoombestrijding: haal de internationale anti-piraten-armada weg, en de piraten komen ongetwijfeld doodleuk terug. In de tweede plaats kent de afname van de piraterij alweer grenzen: er lijkt zeer recent van enige herleving sprake te zijn. En in de derde, meest principiële plaats: de hele Westerse, en dus ook Nederlandse, aanpak van de piraterij heeft onaangename koloniale dimensies.
De twee operaties waren een antwoord op een verschijnsel dat rond 2008-2009 flink aandacht trok: piraten die de Somalische kustwateren onveilig maakten voor internationale commerciële scheepvaart, maar ook voor de aanvoer van hulpgoederen en voedsel. Voor de commerciële zeevaart is het zeegebied bij Somalië belangrijk. Schepen die vanuit de Middellandse Zee naar de Indische Oceaan varen, komen tamelijk dicht langs Somalië. Met de bestrijding van piraterij was dan ook allereerst een commercieel belang gediend van bedrijven die zeetransport verzorgden en ondernemingen die iets te transporteren hadden door middel van koopvaardij. Ook bedrijven die goederen toegeleverd kregen via scheepvaart, hadden baat bij aanpak van piraterij. Dat ook hulpverlening last had van de activiteit van piraten, verschafte de bestrijders daarnaast een mooi humanitair doel in hun activiteiten.
(Lees verder bij de bron van dit artikel)
Via:: ravotr