Op 90-jarige leeftijd is vandaag Toni Negri overleden, de filosoof van de autonomistenbeweging in Italië – onder anderen. Een interview uit inmiddels andere tijden, voor Indymedia, 2004:
De mulititude is niet het volk, niet de massa en ook niet de arbeidersklasse. Wat is de multitude dan wel?
Antonio Negri: “Laten we met het meest eenvoudige beginnen. Het concept van de multitude is breder dan dat van de arbeidersklasse. Niet omdat de arbeidersklasse geen overheersende klasse geweest is, maar wel omdat de arbeid zelf veranderd is. De arbeidersklasse monopoliseerde de productieve arbeid. Op basis van een analyse die steeds meer ingang vindt, geloven wij dat vandaag de vorming van de rijkdom steeds meer afhangt van intellectuele arbeid, van diensten, van affectieve arbeid, van een vorm van arbeid die relaties mogelijk maakt. Vanuit dat oogpunt ontkennen wij het concept van de arbeidersklasse niet, maar we zeggen dat het concept van het geheel van alle arbeiders veel breder is en steeds meer de hele samenleving omvat. De samenleving die de waarden produceert, de samenleving met zijn relaties en met de linguistieke arbeid die altijd langs de hersenen passeert. Het is niet langer mogelijk om de arbeid louter op basis van de arbeidstijd te berekenen. Het is de hele levenstijd die betrokken wordt in het productieproces. Er is dus niet enkel productie van goederen, maar van het leven zelf. Daarom spreken we van een biopolitieke structuur waar de revolutionaire analyse rekening moet mee houden.
Wanneer we zeggen dat de multitude al evenmin de massa is, bekritiseren we het concept van de massa. Dat was een bijzonder belangrijk concept omdat het sloeg op de massa van de arbeiders, de massa van de abstracte waarden. De ongedifferentieerde massa die de basis van de grote moderne industriële massaproductie was. Vandaag zeggen wij dat de productie fundamenteel verbonden is aan de uitdrukking van bijzonderheid. Dat wil zeggen dat we het niet enkel moeten hebben over fysieke vermoeidheid, over de herhaling van handelingen in een fabriek, maar ook over momenten van uitvinding, van evenementen die constant de realiteit veranderen. Het is enkel in de communicatie en relatie tussen al die verschillende bijzonderheden dat de productie en de multitude hun reële basis hebben.
We zeggen ook dat de multitude niet het volk is. Het concept van het volk is eveneens abstract en transcendent. Het volk is niet eenvoudigweg de organische eenheid van de mensen. Het volk is iets dat bepaald werd door de staat. Het is de staat die het volk gecreëerd heeft. Er zijn revolutionaire momenten geweest waarop het volk zich geuit heeft, maar dan wel in andere vormen dan het concept van het volk. Het concept van het volk is nauw verbonden met het concept van de vertegenwoordiging. Wanneer we spreken van de vertegenwoordiging van het volk hebben we het nooit over de vertegenwoordiging van de bijzonderheden, maar altijd over de vertegenwoordiging van de staat.
Wat is de multitude dan wel? De multitude is de veelheid van de bijzonderheden die werken aan de continue vorming van de wereld. In die actie worden ze uitgebuit. Het concept van de multitude is dus breder dan dat van de arbeidersklasse want het houdt rekening met de bijzonderheid, met de onderlinge relaties tussen al die verschillende werkende mensen en met de sociale samenwerking zelf. Het is de hoop van de expressie van de politieke macht van de multitude. De arbeidersklasse is een sociologisch concept dat politiek wordt als er bewustzijn mee gemoeid is. Er is nog iets anders. Aangezien de arbeid alsmaar immateriëler wordt, willen we de affectieve arbeid, de diensten- en zorgarbeid daar ook bij doen horen. Alle arbeid die vroeger als specifieke vrouwenarbeid werden beschouwd zit in dat concept van de multitude.”
In uw boek stelt u wel vast dat het aantal industriële arbeiders wereldwijd nog steeds toeneemt.
Antonio Negri: “Hier volgen we een beetje het schema van Marx. Toen hij in het eerste deel van de 19de eeuw de arbeidersklasse definieerde, had hij het over een productiekracht die zich aan het opdringen was als overheersend. Hij voorzag dat die hegemonie zich ooit zou veralgemenen. Wij denken inderdaad dat de multitude – of zo u wil de productie die gebaseerd is op de ’general intellect’ – ooit de dominante vorm wordt in de productie en dus ook in de uitbuiting. Dat is dus het weefsel waarin het verzet zich moet ontwikkelen. Het is evident dat we dat met veel voorzichtigheid moeten benaderen. Als we bijvoorbeeld zeggen dat de natie-staat verdwijnt, moeten we ook niet overdrijven want de natie-staat bestaat politiek gezien nog altijd.
Ons werk is in de eerste plaats filosofisch. Wij stellen schema’s op waarbinnen de dingen nog moeten geconcretiseerd worden. Wij pretenderen niet dat we de bijbel geschreven hebben. Het is enkel een voorstelling van schema’s die toelaat na te denken over de toekomst. Met één zekerheid: de oude situatie keert niet meer terug. Het kan zelfs reactionair zijn om te denken dat de arbeidersklasse opnieuw oppermachtig kan worden of dat de arbeid opnieuw kan worden wat hij geweest is tijdens de fordistische periode. Of dat de welvaartsstaat in dezelfde gedaante kan terugkeren. Dat alles is verbonden met een bepaalde historische periode waarin de kapitalisten en de arbeidersklasse tegenover elkaar stonden, waarin het kapitalisme uitgemond is in het fascisme. De arbeidersklasse en de proletarische krachten hebben dat vernietigd en hebben een nieuw bondgenootschap voorgesteld dat uitmondde in de ’New Deal’ en een hele historische periode. Het is belangrijk te weten dat deze periode gebroken werd door de arbeidersklasse. Dat is fundamenteel in ons discours. Wij hebben nooit beweerd dat het Imperium een lineair proces is. Het Imperium is een echte breuk die bepaald wordt door deze diepe dialectiek die in de jaren ’60 en ’70 de hele Westerse wereld bepaalde. Zelfs niet uitsluitend de Westerse wereld want de vrijheidsstrijd van de onderontwikkelde en gekoloniseerde landen hebben een analoog proces bepaald.”
U geeft soms het voorbeeld van de modesector in Parijs. Iedereen, van de designer tot de naaister, maakt deel uit van de multitude.
Antonio Negri: “Op een bepaald moment kwam ik als balling in Parijs terecht. Ik zocht werk omdat ik net als iedereen geld nodig heb om in leven te blijven. Ik werkte een tijd als socioloog. Men vroeg mij om uit te zoeken of in Frankrijk dezelfde processen aan de gang waren als in het noordoosten van Italië waar kleine bedrijfjes en coöperatieve circuits in opgang waren. Bestaat dat ook in de modewereld waar er geen grote textielfabrieken zijn en op een moment dat de Noord-Franse textielsector totaal in crisis verkeerde? In de modesector speelt wat men de ’werf’ noemt een centrale rol. Het begrip ’werf’ is verbonden met de wegenwerken in een stad als Parijs waarin er een reële centralisatie is maar dan wel in extreem open en dynamische vormen.
Daar zag ik na een onderzoek naar de werknemers die daar werken en die de goederen produceren voor die piramide van kapitalisten die boven op die werf zat. Het ging om 250.000 personen waarvan het merendeel migranten waren. Aanvankelijk Joegoslaven, daarna Chinezen, met verschillende lagen. Er was die kleine gemeenschap met andere piramides die zich openden met daarbinnen een enorme uitbuiting. Het was bijna evident om dat te zien. Op het einde van ons onderzoek zeiden we: “Hier ontbreekt iets.” Hoe geraken die kwaliteiten naar buiten met al die commercialisering en publiciteit? Toen stelden we vast dat er boven de werkplaats nog een andere piramide stond die samengesteld was uit designers die eveneens in een precaire situatie werkten. We stelden ook een proces van informatisering vast waarin tienduizenden mensen werkten: technici die eveneens in een precaire situatie werkten. Nog anderen werkten in de publiciteit. Maar ook daar bestaan ongelooflijke toestanden: bedrijfjes met wel tweehonderd individuele contracten van één dag. Er is dus een echte fragmentatie van de arbeid.
Aan de andere kant stelden we ook vast dat deze mensen sterke onderlinge relaties hadden met elkaar. De mensen met een precaire baan vormden heel sterke netwerken. Heel wat sociale instellingen als musea, cinema’s of bibliotheken waren van fundamenteel belang voor hun werk. Er was dus een sociaal kapitaal dat de vorm heeft van een grote, cultureel heel ontwikkelde metropool als Parijs, dat aan de basis ligt van deze arbeid. Het is precaire arbeid aan de ene kant en bijna gratis arbeid aan de andere kant. Het zijn sociale waarden die in dit proces gebracht werden. Als we kijken naar de salarissen moeten we zeggen dat de immigranten bijna rijker waren dan deze immateriële en intellectuele precaire arbeiders aan de top. Vervolgens stelden we vast dat deze designers zich bewogen tussen de modewereld en de architectenstudio’s. Er bestond dus een bassin van immateriële arbeid. Nadien hebben we analoge processen aan het werk gezien in New York en in Milaan.
In Italië hebben dat soort studies aanleiding gegeven tot de grote manifestatie van precaire arbeiders van 1 mei waar er 100.000 mensen in opstapten. Velen zeggen ons: “Ok je hebt gelijk, maar dat zijn geen arbeiders.” (met veel nadruk) Dat is niet waar! Het zijn arbeiders, maar ze hebben wel niets meer te maken met de arbeidersklasse als zodanig. Het zijn meestal kinderen van arbeiders. Maar als je hen vraagt of ze arbeiders zijn, zullen ze dat ontkennen. “Ik ben een precaire werknemer,” zullen ze antwoorden. “Ik heb niets te maken met de fabriek. Ik heb nooit een voet binnen gezet in een fabriek.” Maar een groot percentage van de productieve arbeid bestaat juist uit dit soort immateriële arbeid. Dat zijn de nieuwe onderwerpen, zie je.
Wij hebben de eerste tekenen van die verandering in de jaren ’70 in Italië ontdekt na de eerste olie- en dollarcrisis. De fabrieken gooiden hun personeel op straat en de mensen begonnen elders te werken. De vakbonden begrepen er niets van. Op een keer brachten we aan de fabriekspoort van Alfa Romeo mensen samen die werk eisten. De arbeiders van de fabriek antwoordden ons dat het crisis was en dat ze ook op zaterdag werkten. Wij zeiden hen dat ze andere mensen moesten laten werken. Maar het antwoord was: “Nee, wij moeten de fabriek verdedigen.” We waren daar met 5000 betogers en het draaide uit op een geweldige ruzie. Onze mensen zeiden: “Jullie trekken zich niets aan van de andere mensen. Ok dan, maar volgende zaterdag zullen jullie niet werken”. En ze hebben de electriciteitstoevoer rond de fabriek opgeblazen. Dat zijn de mechanismen en als de arbeidersklasse er niet in slaagt om alle arbeidskrachten te verenigen moet je op zoek naar nieuwe initiatieven en concepten. Dat is de multitude. Het is niet iets flou. De multitude kan alle arbeidskrachten omvatten.”
De multitude blijft een klassenconcept, zegt u.
Antonio Negri: “Het blijft een klassenconcept, maar dan wel één dat niet eng is. Als je een klassenconcept beschouwt als een concept van het geheel van de werknemers die produceren, die de sociale basis van de reproductie van het leven vormen – een biopolitiek concept dus, dan is de multitude zeker een klassenconcept. Maar het is niet langer het concept van de arbeidersklasse.”
Kunnen we dat concept multitude ook gebruiken om bijvoorbeeld de situatie in een land als Venezuela te begrijpen? Hugo Chavez kan op heel wat sympathie rekenen binnen de antiglobaliseringsbweging. Beantwoordt zijn beweging aan de kenmerken van de multitude?
Antonio Negri: “Ik ben er absoluut van overtuigd dat er een contradictie is. Chavez heeft zelf gezegd dat hij trouw de lijn volgt van het boek van Hardt en Negri. (lacht) Maar ik heb toch enkele twijfels. De sociale tegenstellingen zijn bijzonder groot en de capaciteit van Chavez en zijn vrienden om deze massa van uitgesloten en misdeelden om te vormen tot een georganiseerde arbeidskracht is zeer zwak. Ik bewonder de inspanningen die hij geleverd heeft om de inkomsten uit petroleum in de favela’s (volkswijken, nvdr) te herverdelen. Maar ik denk dat de opbouw van een echt vrij land toch nog wat anders is. Ik ben, zoals zovelen die aan zijn kant staan, een beetje bang van het links populisme, militair bovendien, dat gevaarlijk is. Maar we staan wel aan zijn zijde. We geven kritieken van broeder tot broeder.”
Maar op basis van de analyses in Empire zou je toch kunnen stellen dat de strijd van Chavez achterhaald is?
Antonio Negri: “Dat klopt niet. Integendeel zelfs. De enige mogelijkheid die Chavez en de echte democraten, niet alleen in Venezuela, maar ook in Argentinië en Brazilië, hebben is om te ontsnappen aan de afhankelijkheid. In Empire zeggen we: “Pas op, het kapitaal is globaal en collectief en organiseert de wereld.” In die organisatie van de wereld klopt het dat de centra van het kapitaal zich vooral in de VS en Europa bevinden. Maar het is niet meer zoals voorheen dat de ongelijke ruil en de uitbuiting van het zuiden de welvaartsstaat in Frankrijk of België in stand houden. Vandaag bevinden de centra van de kapitalistische dominantie zich evenwel in New York, Parijs en Los Angeles als in Rio de Janeiro, in Caracas, Sao Paolo. Net zoals je ook in Los Angeles, Parijs en Rio armen hebt. Die armen zijn onderdeel van de multitude. Het concept van de derde wereld moet je bekritiseren. Er zijn twee werelden: de wereld van het kapitaal en de rijken die allemaal verenigd zijn op wereldschaal behalve enkele kleine schermutselingen rond een kwestie als Irak. Maar zij zijn dus intens verenigd op wereldvlak in een markt die mondiaal is. Als de rijke van Rio naar de beurs van Rio gaat, is dat om van daaruit naar de beurs van New York te gaan. Het is daar dat men speelt. Het bevel over Venezuela wordt niet enkel uitgeoefend door de VS, maar ook door de petroleummarkt, het IMF, alle grote internationale instellingen waarin de verantwoordelijkheid van België en Frankrijk even groot is als die van de VS. Er dus in de eerste plaats een eenmaking op wereldniveau die de afhankelijkheid heeft weggenomen en die al die landen onderling met elkaar heeft verbonden.
In een tweede plaats kunnen we doorheen het concept multitude eindelijk beginnen snappen wat de plaats is van de landbouw in die landen. Onlangs heb ik lange gesprekken gehad met de mensen van Movimento Sem Terra (MST) uit Brazilië. Zij zijn er zich absoluut bewust van dat het probleem niet langer de eis van de eigendom van de grond is, maar wel de vraag hoe ze het intellectueel niveau van de mensen kunnen verhogen, hoe ze dus de immateriële krachten kunnen integreren. Dat is hun enige mogelijkheid om zich te emanciperen en te bevrijden. Het fundamentele probleem zijn dus de scholen, de mogelijkheid om om te gaan met de informatisering van de landbouw. Aan de andere kant om de geesten aan te sporen om de specifieke producten te identificeren. Zoals men zeer goede druiven produceert in Frankrijk moet men er in slagen om koeien te kweken die speciaal goed zijn voor een bepaalde regio in Brazilië. Dat is het fundamentele spel. Dat is de multitude.”
In de landen waar de evoluties die u beschrijft het verst gevorderd zijn als België en Nederland zijn het juist de traditionele organisaties die het voortouw nemen in de beweging tegen de globalisering. In Nederland zien we de grootste sociale beweging sinds jaren en het waren ondermeer traditionele arbeiders als de dokwerkers die voorop liepen.
Antonio Negri: “Al wat strijd is, is goed. Als Hollander zou ik zeker in de stoet zijn opgestapt. Het is waar dat het niveau van de organisatie nog altijd via de vakbonden loopt. Mocht ik in Nederland wonen, zou ik de klassensamenstelling bekijken van die dokwerkers. De dokwerkers zijn niet meer de dokwerkers van voorheen. Het zijn voortaan technici. Ze werken met computers om de vracht te verplaatsen. Ik heb dat zelf vastgesteld in de haven van Calabrië aan de Middellandse Zee. Behalve dat de haven volledig gecontroleerd wordt door de maffia (glimlach) is het ook een wonder van technologie. De haven is volledig geautomatiseerd.
Momenteel is er een voorbeeldige strijd aan de gang in de Fiat-fabriek van Melfi, een modelfabriek die totaal geautomatiseerd is met veel jonge mensen. Er is een ongelooflijke staking geweest tegen een patroon die niet wou buigen. De arbeiders wouden niet langer ’s nachts werken. De vakbonden waren wel in de buurt, maar de strijd werd toch autonoom gevoerd vertrekkende van de nieuwe arbeidsvoorwaarden. Mijn grootste hoop is dat de vakbonden dat uiteindelijk zullen snappen. Dat ze weten rekening te houden met die veranderingen en dat ze er bijvoorbeeld in zullen slagen om de precaire werknemers te organiseren. Waarom heeft de vakbond geen antwoord op de fenomenen van extreme flexibiliteit in tijd en ruimte? Waarom vindt de vakbond het gewaarborgd inkomen niet fundamenteel? Waarom verbreedt de vakbond zijn eisen niet tot de huisvrouwen want tenslotte is alle arbeid tegenwoordig sociaal.
Ook grote sociale gevechten kunnen corporatief zijn. Een verdediging van de job en het salaris. Men moet geen leninist zijn om te weten dat er corporatieve strijden zijn. Belangrijk is dat we tot een concept komen dat al die verschillen verenigt. Niet de eenheid van het grote leger van de arbeiders. Ik heb lak aan het grote leger van de arbeiders. Ik wil een organisatie die in staat is om de veelheid te begrijpen en te volgen. Vanuit dat oogpunt is het model van de strijd in Seattle en Genua op vlak van organisatie veel belangrijker dan de staking van de dokwerkers in Nederland.”
In uw boek geeft u veel gewicht aan de migratie.
Antonio Negri: “Ik denk dat de immigratie één van de duidelijkste vormen is waarin de werking van de markt zich uitdrukt. Eén van de sterkste eisen die we kunnen naar voor schuiven is het verdwijnen van de grenzen. Het is dat of het eindeloze spel van dumping en delokalisatie. De grenzen zijn de vijanden van de multitude geworden. De migranten die hier aankomen drukken vooral veel kracht uit. De moed hebben om te vertrekken uit Afrika en de Middellandse Zee oversteken die een waar kerkhof geworden is om in Europa te geraken, is iets heroïeks. Ik heb nog de Italiaanse migratie gekend. Dat had iets bijbels met een enorme menselijke kost. Maar het was ook constructief. We zouden nooit de strijd hebben gekend van de jaren ’70 in Milaan, Turijn en Venetië als daar niet de migratie achter zat die een fundamentele nieuwheid in de samenstelling van de arbeidersklasse vormde.
Ten tweede ben ik vóór die bewegingen. Het zijn biopolitieke bewegingen die het probleem stellen van de versmelting van culturen. Dat probleem is een element van kracht in de verbeelding van het leven.”
Een ander concept dat vaak opduikt in uw werk is dat van de exodus. Staat dat in verband met de migratie?
Antonio Negri: “De migranten interpreteren dat begrip exodus op een bepaalde manier. Dat is evident. Het concept van de exodus is een politiek concept. Het zegt dat wij niet langer willen leven in deze maatschappij. Een andere wereld is mogelijk en wij migreren naar die andere wereld. Het is een vorm van afstand nemen van de instellingen van de klassieke representatie en de repetitie van de vormen van controle. Het is een idee dat opduikt in de bewegingen sinds 1968. Het is een wapen. Het is een exodus naar een nieuwe stad. De utopie moet leven in de realiteit en het bewustzijn van de mensen. Het is geen utopie meer. Het is mogelijk.
– Interview door Christophe Callewaert & Han Soete
– Uitgelichte afbeelding: Door fabiogoveia – https://www.flickr.com/photos/fabiogoveia/3105000396/sizes/l/in/set-72157611142509907/, CC BY 2.0, https://commons.wikimedia.org/w/index.php?curid=8825910