Geert Wilders heeft zich in een helder moment tegen deelname van Nederland aan de oorlog in Irak gekeerd. Zijn argumentatie in 2003 was juist.
De radicalisering van de bevolking in de schurkenstaten en elders zal toenemen door de oorlog in Irak.
Als Wilders zo’n analyse kan maken, kan iedereen haar maken. Met de recente aanslagen in Parijs en Brussel worden Nederlanders en andere Europeanen nogmaals met de neus op feiten gedrukt.
Oorlog
Zijn zogenaamde radicaliserende groepen voor of tegen god, volk en vaderland? ‘Voor god, volk en vaderland’ was de traditionele leus waarvoor de elite de gewone man liet opdraven om te strijden voor haar belangen. Zo legde het Nederlandse volkslied Wien Neêrlands bloed van 1817-1933 nadruk op genoemde begrippen.
Wien Neêrlandsch bloed door d’aderen vloeit,
Van vreemde smetten vrij,
Wiens hart voor land en koning gloeit,
Verheff’ den zang als wij:
Hij stell’ met ons, vereend van zin,
Met onbeklemde borst,
Het godgevallig feestlied in
Voor vaderland en vorst.
Na de Tweede Wereldoorlog en na de NSB-krant Volk en Vaderland is de leus in ons land in diskrediet geraakt – schofterige onbenullen als Fred Teeven gebruiken haar nog wel. Maar met of zonder deze leus, oorlogen of militaire acties worden nog steeds gerechtvaardigd. Begin dit jaar nog is Nederland een militaire actie begonnen in Syrië onder druk van ‘bondgenoten’.
Die militaire actie gebeurt voor Nederlanders niet vrijwel onbekommerd zoals vroeger. Verdergaande analyse geeft aan dat er er een fundamentele verandering blijkt plaats te vinden: oorlog wordt in toenemende mate burgeroorlog. Oorlog is hier opgevat in de betekenis van een strijd van de ene staat tegen de andere, eventueel met bondgenoten aan beide zijden. Onder militaire acties worden gewapende gevechtshandelingen van een staat tegen specifieke groepen in een ander land bedoeld. Daarbij staat zowat iedereen in beide kampen achter de ‘eigen’ acties.
Burgeroorlog
Burgeroorlog wil daarentegen zeggen dat verschillende groepen binnen een staat of maatschappij onderling gewapenderhand strijden. Altijd is die strijd er geweest. Bekende voorbeelden uit het verleden zijn de opstand van Spartacus tegen de Romeinse machthebbers of de Spaanse Burgeroorlog. Ook de huidige gevechten in Irak en Syrië zijn goeddeels burgeroorlogen. Diverse islamitische facties strijden er om hegemonie.
Diversiteit is er overigens tegenwoordig overal. Door de toenemende globalisering gaan mensen steeds meer door elkaar krioelen. Weliswaar is er altijd globalisering geweest; in tienduizenden jaren heeft de mensheid zich vanuit Afrika over de hele wereld verspreid. Maar door technologische ontwikkelingen is er de laatste decennia een flinke versnelling in het proces opgetreden.
Als een land nu een oorlog begint, zijn er in dat land inwoners die vinden dat hun god een andere is dan van de machthebbers, dat hun volk niet de aanvallende partij is maar eerder de aangevallen zijde, en dat zij dan weliswaar in het vaderland zijn geboren en getogen maar omdat ze daar als tweederangs burgers worden behandeld schijten ze op dat vaderland. Een keuze van een staat voor oorlog impliceert dat die kiest voor een grote kans op burgeroorlog. De bommen die ver van huis worden afgeworpen, komen als het ware terug door ‘geradicaliseerde’ groeperingen.
Dilemma’s
Oorlog voeren betekent zoals altijd kans op slachtoffers. Niet alleen in Verweggistan maar dus ook in het thuisland. In het vaderland willen de machthebbers zoiets niet. Dat zou de animo voor imperialistische oorlogsvoering doen afnemen. Maar globalisering is niet te stoppen, ondanks alle domme retoriek van Wilders en soortgenoten. Die is technologiegedreven en we kunnen ons niet van techniek ontdoen. Zware inzet op inlichtingendiensten lijkt voor de meeste machthebbers de beste oplossing. Daarmee wordt door de voortdurende, scherpe surveillance een democratische samenleving in de waagschaal gesteld. Of zouden we politici toch ooit zover kunnen krijgen om hun imperialistische ambities op te geven?