Onderstaand bericht verscheen eerder op de website van voormalig Krapuul-redacteur Bart Voorzanger.
‘Mornings in Jenin’ is een aangrijpend en ijzingwekkend boek over het lot van de Palestijnen sinds 1948. Het verbindt dat lot met dat van de joden in het door de nazi’s bezette Europa, en dat maakt het zeer geschikt om de holocaust en de Palestijnse kwestie in hun onderlinge samenhang in bijvoorbeeld het middelbaar onderwijs bespreekbaar te maken.
Op 27 januari 1945 werd kamp Auschwitz bevrijd, en in 2005, zestig jaar later, besloot de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties van die datum een internationale herdenkingsdag voor de holocaust te maken. Soms hebben dingen tijd nodig.
Op 27 januari 2011 (toeval bestaat wel degelijk) las ik Susan Abulhawa’s Mornings in Jenin uit, ‘A powerful and passionate novel’, volgens Michael Palin; ‘… and heartbreaking …’, voegt een citaat van Esther Freud daaraan toe.
(Een eerdere versie van dit boek werd in 2007 in een Nederlandse vertaling van Marianne Gaasbeek als Het litteken van David uitgegeven door De Geus. Het is alleen nog antiquarisch verkrijgbaar.)
Mornings in Jenin vertelt aan de hand van één familie de geschiedenis van Palestina vanaf de stichting van de staat Israël. In 1948 wordt de familie Abulheja van zijn land verdreven om berooid in het vluchtelingenkamp bij het dan nog Jordaanse Jenin terecht te komen. In 1967 volgt de gewelddadige Israëlische overname van Jenin. Een dochter gaat naar Jerusalem en later met een beurs studeren in Amerika, een zoon sluit zich aan bij de PLO en gaat in 1982 met Arafat naar Tunesië, zijn gezin noodgedwongen achterlatend in het vluchtelingenkamp Shatila, waar niet lang nadien onder Israëlisch toezicht een massamoord plaatsvindt. De dochter gaat later terug naar Palestina, naar Jenin voor een bezoek aan vrienden en familie, en maakt daar de Israëlische aanslag van april 2002 mee, die van Israël geen oorlogsmisdaad mag heten, maar het wellicht toch wel degelijk was.
Bij elk van die incidenten komen mensen om die de lezer inmiddels heeft leren kennen en waarderen, en dat hakte er bij mij behoorlijk in. De samenvatting op de website van de Koninklijke Bibliotheek – ‘Het Palestijns-Israëlische conflict mist zijn uitwerking niet op vier generaties van een Arabisch-Palestijnse familie’ – is beslist een understatement. Uiteraard is de geschiedenis van deze fictieve familie zo geconstrueerd dat al die historische gebeurtenissen – en de geschiedenis van onderdrukking, vernedering, en mishandeling ertussen – daarin opgenomen konden worden, maar dat maakt die gebeurtenissen niet minder reëel. Grote groepen Palestijnen zijn van hun land en bezittingen beroofd, grote groepen Palestijnen zijn en worden onderdrukt, vernederd, gemarteld en vermoord, en dat allemaal om de stichting en het voortbestaan van een staat mogelijk te maken die er zonder Auschwitz – plus het schuldgevoel van wie dat lieten gebeuren – nooit geweest was, en die daarbuiten geen enkele rechtvaardiging kent.
Abulhawa schrijft opvallend mild over Israëli’s, en tekent ze als slachtoffers van vervolging en overlevenden van massamoord die een plek proberen te creëren waar ze eindelijk een beetje veilig zijn. Het hartverscheurende lot van de Palestijnen wordt zo een uitvloeisel van het nog hartverscheurender lot van Europese joden. Mij lijkt het alleszins redelijk die lijn zo door te trekken, en dat zou betekenen dat ook de Palestijnen aandacht verdienen bij de herdenking van de holocaust op 27 januari. ’t Zal zo direct niet gebeuren. Soms hebben dingen tijd nodig, ik schreef dat al.
Intussen lijkt een heruitgave van het boek, eventueel in een geactualiseerde vertaling, me een goed idee. Holocaust-onderwijs stuit wel eens op – misplaatste, maar niet onbegrijpelijke – bezwaren bij met name islamitische leerlingen; door ook zo’n boek bij zulk onderwijs te betrekken, zou je aan die bezwaren – preciezer: aan wat daarin begrijpelijk is – recht kunnen doen.
Lijkt mij ook wel en als verplichte kost op scholen geven.