Voor het eerst sinds Brexit weer het vaderland van Gade bezocht. Bij het openbaar vervoer – op weg erheen – dien je een mondneusmasker te dragen. Ook in bus of metro.
Welnu, deze eis wordt zo ongeveer volledig genegeerd. En in tegenstelling tot in Nederland zou ik het niet gedurfd hebben er een op te zetten en daardoor op te vallen. Als dat maar goed afloopt…
Ziekte! Een dag na aankomst plas ik bloed en dat is schrikken, al weet ik uit ervaring dat het wijst op blaasontsteking. Een gevolg van de onuitstaanbaar hete dagen van de afgelopen week. Het is zes uur ’s avonds, zaterdag.
De receptie weet niets van mogelijke gezondheidszorg in de buurt. Bel 111, is de suggestie. Kan ik dat met mijn op Nederland gerichte toestel?
Maar er is een site 111NHS waar je zowaar vragen over wat je mankeert kunt invullen. En na dit invullen krijg ik het dwingende advies mij onmiddellijk te begeven naar zeker hospitaal op een kwartier lopen afstand. Het gaat om zeven uur dicht.
Aangeslagen door de schrik – een eerdere blaasontsteking bracht mij 41 graden koorts, daar zit ik in het algemeen niet op te wachten en al helemaal niet op een vakantie van net een week – besluiten we dan maar de bus erheen te nemen. Wat hoofdzakelijk tijdverlies betekent.
Bij de receptie van het ziekenhuis haalt men de schouders op. Het is kwart voor zeven inmiddels, we gaan om zeven uur dicht en we kunnen geen patiënten meer boeken. Een verpleegkundige van de Eerste Hulp komt langs en vraagt wat er aan de hand is. Bloed bij de urine? En u slikt bloedverdunners? Ik moet met haar meelopen. Misschien heeft de dienstdoende huisarts nog even tijd. Plotseling is wat op bureaucratie leek weggevallen.
Ik moet allerlei vragen beantwoorden die de huisarts misschien van dienst kunnen zijn en misschien ook niet.
En daar wenkt hij mij de spreekkamer binnen, stelt de diagnose die ik al verwachtte, stelt zich bij voornaam voor en zegt meermalen dat alles goed komt. Wel moet ik als recidivist voor een ziekte die zeldzaam is bij mannen terug in Nederland naar de specialist, vindt hij.
Maar ja, ik ben gewend aan ziekten die “zeldzaam zijn bij mannen”. Een internist vond het derhalve dertien jaar geleden interessant om uit te zoeken of ik wel man ben. Nee, met mijn eigen verklaring kwam ik er niet mee weg. De uitslag verbaasde mij in het geheel niet (ik zou boos kunnen zijn en dat ben ik eigenlijk ook wel, maar het had ook iets grappigs).
Tony geeft mij een recept voor de bazooka onder de antibiotica, zegt nogmaals dat alles in orde komt en dat het niet de bedoeling is dat ik koorts krijg. En het is maar goed dat ik niet door hoef naar de Eerste Hulp van een ander hospitaal, want daar gelden de legendarische wachttijden van twaalf uur.
Kwart over zeven sta ik met het recept op straat, de apotheek is wel al dicht. Morgen dan maar.
De medicijnen krijg ik zonder de dreigend aangekondigde vereiste toeslag. Zie de afbeelding.
Voor de volledigheid zeg ik dat de medicijnen meteen aansloegen.
In een door neoliberalen moedwillig kapotgemaakte samenleving – die volgens zekere premier niet eens bestaat – is de National Health Service een lieve instelling: gezondheidszorg voor iedereen die het nodig heeft, gratis en voor niets (Ja, ik weet het, belastingcenten, maar die kunnen beter hierheen dan naar snelwegen of wapenindustrie en noem verder maar op). De zorgende klasse zoals David Graeber die noemde staat klaar en Tories en Blairites wilden er natuurlijk van af maar meer dan er aan knabbelen en knibbelen hebben ze (nog) niet aangedurfd.
– begin van een kleine reeks –