Nee, de Lutkemeer is vergeven onder verantwoordelijkheid van een club die zich groen en links noemt. Tenslotte moet er nodig een dozenschuifpark komen op het laatste stuk groen ten westen van Amsterdam.
In 1904 en 1905 was het makkelijker om aan een groen links te ontsnappen om natuur te redden. Het Naardermeer was volgens de Amsterdamse publieke dienst waardeloos land dat nog vruchtbaar gemaakt kon worden ook als het de vuilnisbelt van de stad zou worden. De oude vuilnisbelt bevond zich aan de noordzijde van de Kostverlorenvaart, waar de bebouwing oprukte en mensen klaagden over de stank. Hoe men in Naarden en Bussum over de stank zou denken was geen voorwerp van aanhoudende zorg voor Amsterdam.
Het was al eerder geprobeerd het Naardermeergebied te ontginnen, maar kwelwater van het Gooi zette het terrein weer onder water op den duur. In ieder geval illustreert het dat het Naardermeer geen oeroude natuur was, maar nieuw of vernieuwd. Purperreigers, lepelaars en meer waadvogelsoorten hadden er (opnieuw) een toevlucht gevonden en de vrijplaats was van Europees belang voor deze soorten (zie ook nu: Oostvaardersplassen).
In 1904 was het de gemeenteraad die de aankoop maar net tegenhield en daarmee de adellijke familie die het gebied in handen had de gelegenheid bood het te veilen. Maar dat is het handige van ons-kent-ons op niveau: de adellijke/patricische heren die inmiddels het behoud van natuurmonumenten ondersteunden wisten de optie op het terrein te krijgen. En dankzij de uitgifte van obligaties werd het bedrag bij elkaar gebracht. Jacht en exploitatie van riet waren daarmee nog niet van de baan vooralsnog.
Neerlands eerste natuurmonument – zo genoemd omdat de initiatiefnemer tot het behoud natuur gelijkstelde aan kunstwerken of gebouwen. Die initiatiefnemer was wederom Jac. P. Thijsse door middel van zijn feuilleton (zo heette een “column” toen nog sjiek) in het Algemeen Handelsblad. Het roept de vraag op of dergelijke actie door middel van geschrift nog kan, ruim honderd jaar later – althans in gevallen waarin die actie betekenis heeft.
O ja, de vuilnisbelt.
Die bleef tot 1919, en toen besloot men toch maar tot vuilverbranding over te gaan. Je moet er toch niet aan denken dat vuilnis nu als bemesting zou dienen (je had in die tijd nog de ton voor de boldootkar…).
En het kopen van natuurgebieden om ze te redden is weer aan de orde, zoals in het geval van het bosgebied bij Daarle dat door de Partij voor de Dieren gered moest worden, want onland dat geld moet opbrengen is de oergrond van het kapitaal.
– Marga Coesèl, Van vuilnisbelt tot natuurmonument – Jac. P. Thijsse en het Naardermeer. Zeist/Amsterdam: KNNV/Heimans en Thijssestichting, 20182. 95p., €12,95.