Met je progressieve klassenstrijd

Bij het woord “klassenstrijd” moet ik altijd denken aan een demonstratie in verband met de Nieuwmarktontruimingen, 1975. Het blad van de trotskisten tendens-Mandel heette toen Klassenstrijd en het werd uitgevent aan de rand van de demonstratie, zoals dat ging in die dagen. Mijn makker Louis, hij ruste in vrede, fluisterde mij grijnzend toe “Klassenstrijd” (stel u de dictie van Sigrid Kaag voor, maar dan echt geaffecteerd). Ik kan het woord sindsdien nauwelijks meer serieus aanhoren/lezen.

Maar ja, daar duikt het dan weer op: “Ecologie zonder klassenstrijd is tuinieren”. Werkelijk, ik heb geen idee wat hier in alle ernst mee bedoeld wordt. Is het blokkeren van wegen klassenstrijd genoeg? Is het bezoeken/verstoren van aandeelhoudersvergadering van de fossiele industrie “klassenstrijd” genoeg?

De typisch burgerlijke gedachte dat “klassenstrijd” gevoerd wordt TEGEN de heersende macht, en wel door de werkers met eeltige hand en maar net het minimumloon zoniet stiekem minder. Maar nee hoor. Het incasseren van miljarden aan subsidie voor de fossiele industrie is klassenstrijd tot en met. Het achterhouden van kennis aangaande het broeikaseffect door diezelfde fossiele industrie is al evenzeer door en door klassenstrijd. Het asfalteren van een bos in Zuid-Limburg of het aanleggen van extra rijbanen in een Utrechts natuurgebied: klassenstrijd. Hetzelfde kan gezegd worden van het verzet, dat is uiteraard evenzeer klassenstrijd.

Het achteloos wegwerpen van het idee van tuinieren als gemeenschappelijke onderneming, liefst op gekraakt land vind ik ook merkwaardig. Gemeenschapsopbouw? Samenwerken? Is het iets om schamper over te doen? Toen Adam spitte en Eva spon, waar was toen de edelman – en ik zet voorlopig maar even alleen de stukken over de de Diggers hier geplaatst in. De Diggers, ik zeg het nog maar eens, de naam is al een aanwijzing, “tuinierden” op (St.) George’s Hill om de onteigende, geprivatiseerde grond terug te nemen en er voedsel te verbouwen. Tot ongenoegen van de macht, die was intussen wel in handen van de Grandees, de ordelijke republikeinen van Cromwell. Ik ga de hele geschiedenis hier niet nog eens uitleggen, maar zeg alleen: wat is er mis met tuinieren, en is het geen klassenstrijd? Enfin, mij maakt het niet uit, ik roep niet op tot de opbouw van de Revolutionaire Arbeiderspartij (zonder arbeiders, en zonder revolutie, maar een kniesoor die er op let).

En dan lees ik vanuit die hoek dat “conservatieven” in de klimaatbeweging het verband niet zien tussen klimaatstrijd en wat wordt genoemd verzet tegen de kolonisering van Palestina. Twee dingen goed begrijpen, of eigenlijk een heleboel dingen:

  1. “Progressief’ is het bouwen van kerncentrales en het stoken van steenkool. Het aanleggen van nog een snelweg. Het bouwen van een distributiecentrum voor Schiphol op de laatste landbouwgrond bij Osdorp. Vooruitgang! Vroemvroem! De milieu- en klimaatbeweging hoort naar haar aard behoudend, conservatief te zijn: behoud de voorwaarden tot het voortbestaan van het leven. Dat kun je conservatief noemen, maar dat zij dan maar zo.
  2. Wat is de kolonisering van Palestina? Wordt de immigratie van joden in Palestina bedoeld, op gang gekomen in de negentiende eeuw, lang voordat het idee van een “joodse staat” ontwikkeld werd? Wordt de sluipende inname van het in 1967 bezette gebied bedoeld? De onduidelijkheid lijkt mij moedwillig. Opmerkelijk genoeg had de immigratie oorspronkelijk hoofdzakelijk de vorm van gemeenschappen (“kolonies” in de zin van Tolstoy, zoals Arendt vaststelt – ik zou Landauer eerder noemen) die zich toelegden op landbouw. Tuinieren, ja.
    Mijn vraag blijft: wat is het Palestijnse verzet waarmee de “progressieve” klimaatactivist zo solidair moet zijn? Zeg het maar. Of laat ook maar.

– Afbeeldingen: uitgelicht een joodse gemeenschapstuin (Urban Adamah) door het hekwerk gefotografeerd in Berkeley, CA. En de Skipgarden in Londen. Beide eigen foto’s AJvdK