Max van Weezel, de vandaag overleden journalist en radioman (Argos en Met het Oog op Morgen), was ooit de helft van het duo Joop van Tijn – Max van Weezel dat voor Vrij Nederland (toen nog met een oplage boven de 100.000) de Haagse politiek volgde. Het was eind jaren ’70, begin jaren ’80. Nederland werd geregeerd door de kabinetten Den Uyl, Van Agt en later Lubbers.
Ik werkte in die tijd bij Het Parool en later bij de Volkskrant als buitenland-redacteur en volgde ademloos hun verrichtingen. Van Tijn en Van Weezel waren onovertroffen. Het Parool had in die tijd, kort voor de neergang definitief werd en vrijwel al het talent naar elders vertrok, de beste parlementsredactie van de Nederlandse dagbladen. Maar het Vrij Nederland-duo wist ze vrijwel wekelijks te kloppen. Wat de Volkskrant betrof was het nog erger. De zich als links profilerende Volkskrant-redactie die de neus optrok voor rechtse CDA-types dronk in de kroeg gewoonlijk bier met oppositionele PvdA-parlementariërs, terwijl Joop en Max met ministers en hun entourage karnemelk dronken en broodjes kaas aten tot ze ongeveer hun neus uitkwamen. Maar zo hadden ze wel steeds het laatste nieuws en alle details. De Volkskrant moest dat dan uit Vrij Nederland vernemen.
Ik leerde Max (en ook Joop) kennen in die tijd.
Ontmoette ze bij discussies en dergelijke. Ik herinner me een gesprekje, nadat ik bij een bijeenkomst tot woede van de toenmalige Israelische ambassadeur Nechustan die er ook was, Ariël Sharon een oorlogsmisdadiger noemde. Met Joop en Max maakten we ons daar na afloop vrolijk over. In diezelfde periode, in 1982 rond de Israelische inval in Libanon van dat jaar, leerde ik Max pas echt kennen. Progressief Joods Nederland, waar zowel hij als ik toe behoorden, was diep geschokt over deze Israelische aanvalsoorlog. Allebei schreven we bijdragen voor een boekje, waarover Max mede de redactie voerde, ”Israel, een blanco cheque?” bestaande uit bijdragen van mensen die hun afschuw uitten.
Met Max, en andere journalisten, onder wie ook zijn vrouw Anet, kwam ik ook terecht in een clubje journalisten dat (pro deo) meewerkte aan een blaadje van de beweging Vrede Nu, waarvan een paar jaar een afdeling in Nederland heeft bestaan. We hielden veel emotionele vergaderingen. En Max en ik hebben toen onder meer samen de vredesprofessor Röling, minister Marga Klompé, en de havikachtige VVD-woordvoerder Blaauw geïnterviewd. Op late avonden werden de gesprekken uitgewerkt, waarbij Max alles optikte. Ik leerde bij die gelegenheden dat hij in het duo met Van Tijn ook altijd de schrijver was. Later, nadat Joop in 1997 was overleden, vertelde Max me een keer dat hij zich ergerde aan opmerkingen die hij vaak kreeg ”dat je aan het verschil in stijl wel kon zien wat dat verlies betekende”. Terwijl hij, Max, dus al die jaren altijd al de stijl had bepaald.
Brief
Wat wèl bepalend was geweest, vertelde hij een keer, was Joops geweldige intuïtie. Zo was er een gedenkwaardig dinsdagavond, de deadline-avond, waarop Joop onrustig liep te ijsberen en te klooien en het werk geen meter opschoot. Max spoorde hem aan, maar Joop zei: “Weet je, ik twijfel. Volgens mij is die Van Agt (toen de premier) niet gelukkig. Laten we hem toch nog maar even bellen.” Waarop het gesprek ongeveer als volgt verliep: ”Hallo Dries, Joop hier”. En Van Agt die zei: ”Amice, dat je me juist nu belt. Ik zit net mijn ontslagbrief te schrijven aan Hare Majesteit de koningin.”
Max heeft van die intuïtie van Joop overigens wel het een en ander meegekregen. Hij heeft tot het laatst een uitermate fijne neus gehad voor de Nederlandse politieke verhoudingen. Hij was wat mij betreft ook heel lang, maar nu in zijn eentje, de beste politieke commentator van Nederland. Iets later kwam daar zijn radio-werk bij. Hij deed dat goed en graag, maar volgens mij kwam er ook een element bij van ”diversificatie van inkomen”. Hij zag de bui al vroeg hangen wat Vrij Nederland betreft, naar we nu weten terecht. Ooit schakelde hij mij een keer in om te polsen of hij niet een mooie plek bij de Volkskrant kon krijgen (zijn vraag, zo leerde ik later, is ergens in de hogere regionen blijven steken).
Samen werken deden we overigens niet meer. Wel bleven we vrienden, en in de tijd dat ik in Egypte woonde, begin jaren ’90, heb ik nog wel eens bij hun gelogeerd. Later verwaterde het, nadat ik onvrijwillig bij de krant was vertrokken. En nog weer later bleek onze inschatting van de situatie in Israel uit elkaar te zijn gegroeid: Max en Anet waren ”progressieve zionisten” gebleven, terwijl ik uit overwegingen van mensenrechten en internationaal recht langzamerhand niets meer van zionisme wilde weten.
Ik bleef Max zo nu en dan tegenkomen en realiseerde me dat hij er eigenlijk altijd was geweest, vanaf het moment dat ik als grasgroene journalist voor Het Vrije Volk een recensie moest schrijven van de film van Rudolf van den Berg over zijn huwelijk met Anet Bleich. Dat was eind jaren ’70. Ik dacht dat hij er altijd zou zijn, maar dat is dus helaas niet het geval. Ik zal hem ernstig missen.
– Eerder verschenen bij Abu Pessoptimist