Léo Ferré en ‘Les anarchistes’

Net als Georges Brassens is Léo Ferré (1916-1993) bekend omwille van zijn chansons, die vaak verwijzen naar anarchistische thema’s. Heeft hij zichzelf niet dikwijls een anarchist genoemd? De Franse auteur Thierry Maricourt gaat in zijn boek Histoire de la littérature libertaire en France (1990)* op die vraag in. Ferré is iemand waar regelmatig naar wordt verwezen als het om strijdliederen gaat, reden waarom Johny Lenaerts dat gedeelte uit Maricouts boek heeft vertaald. Hieronder zijn bijdrage.

Muziek – Opstand – Poëzie

Léo Ferré werd geboren in 1916 en bekende dat hij pas op latere leeftijd politiek bewust werd. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd hij onder de wapens geroepen, hij is officier en bekommert zich weinig om wat er om hem heen gebeurt. Na de Bevrijding treedt hij met zijn eerste chansons op in Parijse cabarets en ontdekt hij de anarchistische beweging. Hij dringt maar moeilijk door, alhoewel enkele liederen bij het publiek goed onthaald worden. Vanaf die periode, en in de loop van heel zijn carrière, zal hij optredens verzorgen voor de Fédération Anarchiste.

In 1956 brengt hij een bundel teksten uit: ‘Poète… vos papiers!’ Hij definieert daarin zijn kunstopvatting op een enigszins elitaire manier, waarbij hij opzettelijk het beeld van de ‘verdoemde dichter’ benadrukt: ‘In deze tijd moet men middelmatig zijn, dat is de enige  mogelijkheid om niemand voor de voeten te lopen. De kunstenaar moet neergehaald worden, zonder dralen, zoals een vogel op de eerste dag van de jacht neergeschoten wordt.’ Volgens hem is de kunstenaar een solitair wezen, en zijn filosofie kan enkel individualistisch en opstandig zijn. Het anarchisme is de enige gedachte die deze eigenschappen combineert.

De standpunten van Ferré zullen tijdens de gebeurtenissen van 1968 een ruime weerklank kennen.

In ‘Poète… vos papiers!’ had hij geschreven: ‘Goddelijke anarchie, aanbiddelijke anarchie, jij bent  geen systeem, geen partij, geen model, maar een geestestoestand. Jij bent het enige wat de mens uitgevonden heeft, jij bent zijn eenzaamheid en hetgeen hem overblijft aan vrijheid. Jij bent de haver van de dichter.

‘Grijp naar jullie pen, dichters! De poëzie roept om hulp. Het woord “Anarchie” staat gegrift in het voorhoofd van de zwarte engelen. Knip hun  vleugels niet! (…) De mooiste liederen zijn liederen die iets opeisen. De poëzie moet de liefde bedrijven in de hoofden van de mensen. In de school van de poëzie leer je niets: men vecht er.’

In de jaren zestig wordt de populariteit van Ferré bevestigd dankzij liederen waarin liefde afgewisseld wordt met revolte (‘Jolie môme’, ‘Graine d’ananar’, ‘Thank you, Satan’, enz.). Hij zingt teksten van Baudelaire, Verlaine, Rimbaud, Villon, Aragon of Caussimon…

In 1968 evolueert zijn muziek, er worden elektrische instrumenten aan toegevoegd, en zijn publiek wordt jonger. Zijn revolte beantwoordt aan het algemene protest. Er komt een plaat uit met als titel ‘Amour anarchie’. Korte tijd nadien zingt hij ‘Les Anarchistes’:

‘Ils ont un drapeau noir

En berne sur l’espoir

Et la mélancolie

Pour traîner dans la vie.’

(‘Ze hebben een zwarte vlag

Halfstok omwille van de hoop

En de melancholie

Om vooruit te komen in het leven.’)

Het werk van Ferré is overladen met verwijzingen naar het anarchisme. Zijn liederen ‘Ni dieu ni maître’, ‘Y’en a marre’, ‘Salut beatnik’, of de lange tekst ‘Il n’y a plus rien’, maar ook enkele artikelen in de libertaire pers of zijn boeken, hebben dikwijls betrekking op het anarchistisch ideaal.

‘Anarchie is de politieke uitdrukking van de wanhoop,’ zo stelt hij in 1980 in ‘Testament Phonographe’. ‘Dat komt van binnenuit. Er bestaat geen model voor anarchie, net zo min als een definitie. Definiëren, dat betekent toegeven dat je op voorhand verloren hebt. Definiëren, dat betekent het tegenhouden van de trein die door de nacht buldert en heen en weer geworpen wordt als hij de wissels passeert. Wat erop neerkomt dat er dringend een einde moet komen aan de drang om alles te willen verklaren.’

Léo Ferré is een van de kunstenaars waarvan de carrière aanving na het einde van de oorlog en die het meest bijgedragen heeft aan het verspreiden en het populariseren van anarchistische ideeën. Vele zangers beschouwen zich als zijn ‘spirituele erfgenaam’. Vele dichters zouden in zijn voetstappen treden en anarchie opvatten als ‘het mes en de liefde’, zoals Ferré het uitdrukte, anders gezegd, als de onuitputtelijke bron voor elke poëzie.

Thierry Maricourt (Vertaling Johny Lenaerts)

*Uit: Thierry Maricourt, ‘Histoire de la littérature libertaire en France’, Paris: Editions Albin Michel, 1990. (Vertaling: Johny Lenaerts).

– Eerder verschenen bij Libertaire Orde

– Uitgelichte afbeelding: By JPRoche – Own work, CC BY-SA 3.0, https://commons.wikimedia.org/w/index.php?curid=28175222