De bomaanslagen van gisteren 22 maart in Brussel zijn het zoveelste voorval in een afschuwelijke escalatie van terreur. Op de eerste plaats past een uitdrukking van diep medeleven met alle slachtoffers en hun naasten, hun familie, vrienden en vriendinnen. Dit blind geweld met toevallige slachtoffers moet stoppen.
De huidige aanpak met steeds stringentere ‘veiligheidsmaatregelen’ – lees: inperking van democratische rechten – stopt terrorisme niet. Integendeel, die werkt contraproductief. Minderheden in het verdomhoekje, waaruit potentiële terroristen worden gerekruteerd, krijgen steeds minder kansen. Die mindere kansen vertalen zich in meer verschrikkingen.
Nu is een oorlog aan de gang van rechts tegen rechts. De ‘veiligheidsmaatregelen’ van westerse zijde hebben duidelijk een rechtse signatuur. Maar Islamitische Staat (IS), die de bomaanslagen heeft geclaimd, is nog veel rechtser, extreemrechts. IS gelooft in een sterke leider, een kalief. Emancipatie van vrouwen is als vloeken in de moskee; ze dienen slechts als seksslavinnen en reproductiemachines voor nieuwe strijders. En een onmetelijke stilte heerst er binnen IS over spreiding van macht en inkomen, de hoofdthema’s van links.
Een belangrijke taak voor links is om deze oorlog van rechts tegen rechts voor het voetlicht te brengen. Alleen de weg naar democratische, humanistische waarden voor iedereen vormt een uitweg. Mensenrechten? Laten we eens beginnen die te koesteren.