Hoeveel kunst en cultuur hadden we in 1958? En hoeveel nu?

In 1650 leefden alle, maar dan ook alle grote schilders uit de ‘Gouden Eeuw’ van opdrachten van rijken of de stedelijke overheden. Het viel wel erg op dat er zoveel schilders bijgekomen waren sinds 1400. Er bestonden geen subsidies voor kunstenaars, niet voor acteurs, musici of andere beeldende types.

Dan over naar 1958 – in dat jaar kwam ik uit Californië terug naar Nederland. Daar hadden we acht tv-kanalen, deels in kleur, hier één, in zwart-wit. Er was het NTS-journaal, er was godsdienst (ook cultuur natuurlijk) en de rest van de uitzending van 8 tot half elf – plus de kindermiddagen – was cultuur en zelfs kunst, zoals humor of toneel. Ik werd zelfs op mijn 11de hoorspelacteur bij de KRO en kreeg daar tot mijn verbazing hoofdrollen.

In dat jaar zat de grote menigte van 1968 – kunstenaren, babyboomers, nog bij mij in de klas – of op school. De welvaart steeg enorm sterk, vrijwel iedereen kreeg een koelkast en wat later een wasmachine en auto, je kreeg voor een studie aan de kunstacademie gewoon een volledige beurs, en de overheid kon wat lijen. Binnen de kortste keren steeg het aantal cultuur- en kunstprofs naar ik schat tot het tienvoudige van 1950.

Toen hadden we alleen de schilders Karel Appel en Corneille, schrijvers als Arthur van Schendel en Anton Coolen, en regisseurs als Fons Rademakers of acteurs als Kees Brusse – en hooguit vijf toneelgezelschappen en drie klassieke orkesten. Ja, los van Malando’s tango- rumbaorkest of The Ramblers of het Trio Pim Jacobs.

We kregen in de jaren ’50 eerst platen, toen tapes en cd’s (beide Nederlandse uitvindingen!) en nu? En nu heb je Bachs Matthäussen niet alleen in Naarden en Amsterdam, maar ook in zeker… 50 (I kid you not!) andere plaatsen.

Nu is dat allemaal vertienvoudigd – vooral door de enorme groei van de tv-kanalen en bijvoorbeeld YouTube. Alleen al de nieuwe romans en andere boeken: ik gooi de boekenbijlagen ongelezen weg en veel mensen hun eigen boeken ook – via de weggeefkastjes die je overal ziet. Eentje staat 400 m verderop.

Kunst? Cultuur? Ja, als ik Katelijne Broers was van het Cultuurfonds, ex-Hermitage A’dam, zou ik ook protesteren – hoewel juist dat fonds leeft van de inleg van rijke particulieren – en zie de Quote 500 voor wat namen. In 1958 telde de Quote 500, ook (ik heb dat oer-exemplaar nog!), maar tien namen:

  1. Oranje-Nassau,
  2. Brenninkmeyer,
  3. Fentener van Vlissingen,
  4. Vroom & Dreesmann,
  5. Zwolsman.

Sorry: geen tien, ik bedoel vijf – maar dan wel vaak dubbel…

We komen om in kunst en cultuur. Het lelijkste en meest ongewenste stuk is de hand van/voor Peter R. de Vries midden op het Leidseplein. Het mooiste is ‘De achttien Dooden’, het gedicht van Jan Campert over de executie van verzetsmensen.

Zo! Die zit!

PS: Niet dat ik het met welk facet van deze regering eens ben.

PS2: Ik heb wel een een fotoexpo gehad, getiteld ‘Is het vredig in Dachau’? (Het antwoord is overigens ‘ja’).

– Uitgelichte afbeelding: Door Ron Kroon / Anefo – Nationaal Archief, CC BY-SA 3.0, https://commons.wikimedia.org/w/index.php?curid=34246247