.
.
Hoofdstuk 3
.
Buiten klonk een luide, diepe bons, gevolgd door wat tweestemming gesputter en gevloek, een “nee, niet weer, alsjeblieft!” en een geluid alsof een flinke ketel bonensoep vanaf een el of twintig in één keer op de binnenplaats werd leeggegoten.
“Rovers! Dieven! Luid- hik- Uitlanders!” piepte een morsige dwerg, terwijl hij zich door de menigte in de richting van de deur probeerde te wringen. “Sluit de deuren en de luiluiken! Onze vrouwen! Onze kots- hik- kostbaarheden!”
“Kop dicht, Horre!” bromde de goedige barbaar Vhevejuld terwijl hij op zijn plekje bij het vrolijk knisperende haardvuur onverstoorbaar verder ging met het schoonmaken van zijn magische zwaard Rupluntpunalk. “We hebben hier al tien wentelingen geen uitlanders meer gezien. Terug naar je toog, jij! En stop met dat gepiep!”
Er werd links en rechts wat gelachen, want “tien” kon uit de mond van Vheve alles betekenen van “iets meer dan negen” tot “duizenden”, maar hij kende de beperkingen van zijn taal en grinnikte goedmoedig mee. Zelfs tien echte wentelingen was lang genoeg om van een duurzame vrede te mogen spreken – in feite kon niemand zich meer precies herinneren wanneer de laatste invasie had plaatsgevonden. “Tien” was voor iedereen voldoende.
Mokkend strompelde Horre Mankbin terug naar zijn plekje achter de toog, waar hij met een vlekkerige doek een niet-bestaand oneffenheidje in het houtwerk begon weg te poetsen en zich ondertussen weer op zijn voornaamste bezigheid stortte door meer drank te consumeren dan hij zijn gasten voorzette.
“ZIJN KASS EN AKI MAAR,” bulderde F’esj vanuit de keuken. “MOET EENS AFLEREN OP HAAR MAAG TE LANDEN. GEEFT ZO’N ROMMEL.”
De gasten haalden opgelucht hun handen weer van hun oren. Tja, F’esj kon het ook niet echt helpen dat zijn volk gewend was door metersdikke steenlagen te moeten praten – erg handig als er iemand uit het dorp in een grot was verdwaald, minder prettig als je binnen gehoorsafstand stond (bij F’esj was dat ongeveer 20 landmijlen), maar hij kon zelfs van grind nog een overheerlijk soepje maken, dus iedereen liet het er maar bij.
De deur sloeg met een klap open en een verwaaide Kass-Kyrwidë blies naar binnen, gevolgd door een lading sneeuw en losse bladeren. “Alleen?” vroeg de zandmagiër Kalanabrastil verbaasd, die haastig de deur sloot en een paar bladeren van zijn tovenaarsmantel veegde.
“Alleen,” bevestigde de elf. “Khebeosz en Generaal Flornanj-Kerduvaldt liepen onderweg tegen een roedel Lancusse-trollen op, dus ze hebben me op Akirë vooruitgestuurd met het nieuws.”
Vhevejuld stond abrupt op. “Je hebt nieuws? Zijn de geruchten waar?” Kass keek Vheve strak in de ogen. Nu pas was te zien hoe uitgeput de elfenprins was. “Gerstwier Eld is inderdaad gestorven door jouw zwaard, maar met zijn laatste bloed heeft hij het Bruine Beest opgeroepen.”
Het was op slag stil in de herberg. “Je weet het zeker?” vroeg Kalanabrastil, op veel scherpere toon dan zijn bedoeling was. Maar de elf kon van vermoeidheid geen woord meer uitbrengen en zakte op een van de houten banken in elkaar. “Bhui! Shameri! Een beetje hulp hier!” brulde de magiër.
De twee bosdruïden die zich bij het vuur tegoed hadden zitten doen aan een maaltje gepeperde wolkrat met bosuitjes, werkten zich snel naar voren terwijl hun druïdenstaven al zacht begonnen te gloeien. “Kwaadaardig fludon-aura,” constateerde Bhui, terwijl hij tegelijkertijd zijn staf en de uitgeputte elf inspecteerde. “Ik denk niet dat we hoeven te twijfelen of hij werkelijk iets gezien heeft, hij moet er zelfs erg dichtbij zijn geweest.”
“Véél te dichtbij,” klonk de barse stem van een nieuwkomer. “Generaal! Welkom! Niet gewond?” informeerde Vheve omzichtig, terwijl hij zijn oude strijdmakker omhelsde. “Niet de moeite,” antwoordde Flornanj-Kerduvaldt, nu op zachtere toon. “Ik heb Khebeosz buiten meteen wat eten voor de dragin laten optoveren, want die zag een beetje pips. Weer een maaglanding zeker?”
Vhevejuld maakte een gebaar dat van alles had kunnen betekenen en Shameri voegde zich bij het tweetal met een bezorgde blik op haar gezicht. “Generaal? Heeft Khebeosz misschien wat trwl bij zich?” De generaal knikte kort en de druïde haastte zich naar buiten. “Niets beters dan verse trwl-aftreksels!” bevestigde Kalanabrastil, die voor zichzelf inmiddels ook een kom wolkrat had bemachtigd.
In de herberg was intussen het gebruikelijke geroezemoes teruggekeerd alsof de aanwezigheid van zandmagiërs, beroemde oorlogshelden, bosdruïden en halfdode elfen de gewoonste zaak van de wereld was (wat in die contreien eigenlijk ook wel klopte) en er werd amper opgekeken toen onder begeleiding van enthousiast draginnengesmak Khebeosz en Shameri zich naar binnen werkten, samen met een lange donkere vreemdeling die Vhevejuld even naar zijn zwaard deed grijpen – maar nee, er was slechts een oppervlakkige gelijkenis en zijn oude vijand Jesa Pharsme was reeds lang uit Sfeirië-Avondland verbannen. Een speling van het licht, dat was alles.
“Heren… dames… overige aanwezigen!” Khebeosz stampte met haar stevige vechtlaarzen luid op de houten vloer en had al snel iedereens aandacht. “Onze nieuwe wapenbroeder, Hanal Canlem! Dodelijker met de pen dan met het zwaard, maar met zijn zwaard is niets mis!” Er klonk gelach, applaus en gejuich, Canlem maakte een zwierige buiging naar ongeveer iedereen en ongeveer iedereen boog tegelijk terug, want op de een of andere manier kwam het gewoon in niemand op om niet terug te buigen. Iedereen – behalve Vheve en de zandmagiër, die elkaar verbijsterd aankeken. Wat wás er toch met die vreemdeling?
Er kletterde een etenskom op de grond en in één klap was de vreemde betovering rond de elegante nieuwkomer verbroken. Maar niet alleen bij de aanwezigen, ook bij Canlem zelf, die met grote ogen naar een breedgebouwde halfbloedreus met een woeste, warrige haardos staarde die aan de toog zijn kroes zat te bekijken alsof er een minuscuul stukje ongedierte in dreef. “Swerk? Selis Swerk? Wat in naam van de Binnenste Lage Hel doe jij hier? En nog wel in het uniform van de Densraa Urntael – heb je je verstand verloren om je zo te laten zien?”
“Dus toch,” siste Vhevejuld tussen zijn tanden. Hij greep met beide handen Rupluntpunalk’s gevest beet terwijl de kling van het magische zwaard zoemde en trilde alsof de krijger en zijn wapen de machtigste dragin van Sfeirië-Avondland tegenover zich hadden gevonden. “Nee! Niet hij!” schreeuwde Canlem in wilde paniek. “Hém!”
Iedereen in de herberg keek in de richting waarnaar de donkere vreemdeling wees. Niet naar de halfbloedreus, maar naar de plek waar Bhui en Shameri bezig waren de uitgeputte elfenprins te verzorgen, die opkeek met een blik van treurige berusting in zijn schuine, lichtviolette elfenogen.
Hij kon er niet langer omheen. Zijn bondgenoten met wie hij talloze malen zij aan zij had gestreden en die hem vaker het leven hadden gered dan hij kon tellen, hadden nu recht op de waarheid. Die afschuwelijke, vreselijke, onterende waarheid.
“Vheve… Kalana…” begon hij. “Wat jullie nog niet weten…”
.
Lees verder in “Het Bruine Beest” van D. Arkskywise, vanaf 51 aprustus verkrijgbaar in de betere dierenwinkel!
.
Disclaimer: Dit verhaal berust op pure fantasie. Iedere gelijkenis, zowel in naam als in persoon, berust geheel op toevallige toevalligheden, dus mocht je er iets van jezelf in herkennen, dan is dat T-O-E-V-A-L, toeval. Helemaal uitsluitend en alleen toeval, ook als je denkt dat het misschien géén toeval is. Dus!
zijn oude vijand Jesa Pharsme ? 😐
James Sharpe…
Heeft ons geliefd publiek alle andere anagrammen ontcijferd? 😆
Sfeirië snapte ik ook niet
Maar nu ik weet dat er ook PVV schorem tussen zit valt t muntje.
Sfeirië-Avondland = Sofia van der Linde
Very good!
Eerste helft van het verhaal is trouwens “geschreven” onder de douche… niet echt de handigste plaats want ik heb daar maar één soort papier en dat is niet echt gemaakt om op te schrijven. 😛
Dat heeft verdorie een hoop tijd gekost, die anagrammen ontcijferen!
Ik dacht “hee wat toevallig dat er al een verhaal bestond over Het Bruine Beest” het drong pas veel later tot me door dat het over ons ging. 😆
Urntael Schreef:
Leuk toch? 🙂 (Je moet toch wát als je niet gaat carnavallen.) 🙂
Vhevejuld Schreef:
Ik heb bewust alleen een hint in de tags gezet (met het risico dat het stukje zou worden afgekeurd :P) omdat het me toch iets leuker leek als je het zelf doorkrijgt i.p.v. de clou krijgt voorgekauwd. 😉
Maar mijn bruine beest is dus idd gebaseerd op jouw bruine beest. 😆
….en je kunt er ook nog andere leuke dingen mee doen 😀 😀 😀 😀
F’ esj 😀
#6 DSW, die douche, dat was wel nodig na die maaglanding! 😆
Zowel volgens prins Kass-Kyrwidë als generaal Flornanj-Kerduvaldt is Akirë de trouwste, dapperste, snelste, liefste en slimste dragin van heel Sfeirië-Avondland. 😎
Alleen… euh… die landingen… 😥
#13 Nou eh, daar gaat ze wel van blozen hoor 😳 en aan die landingen wordt gewerkt! 🙂