Heeft links nog een toekomst?

Een halve eeuw geleden ontwikkelde ik me van een enthousiast aanhanger van de ideeën van Roel van Duijn en zijn Oranjevrijstaat tot een fanatiek maoïst. Die beweging verliet ik echter bijna even snel weer om me vervolgens te wenden tot het radencommunisme van Anton Pannekoek (1873-1960). Pannekoek was niet alleen een alom bekend sterrenkundige, maar ook een internationaal gewaardeerd socialist die na de Russische revolutie brak met het gedachtegoed van Lenin en zijn bolsjewieken. Hij verwierp het idee dat de zelfbenoemde voorhoede van de arbeidersklasse de macht moest overnemen en namens die arbeiders gaan besturen zoals Lenin had betoogd.

Pannekoek keerde terug naar het basisidee van Marx dat de bevrijding van de arbeidersklasse het werk van de arbeidersklasse zelf moest zijn. De macht zou niet moeten liggen bij de communistische partij, maar bij de arbeidersraden zoals die in een aantal revoluties aan het begin van de vorige eeuw min of meer spontaan ontstonden. Een aanhanger van Pannekoek schreef de brochure “Arbeidersbeweging en beweging van de arbeiders”. Hij betoogde dat de strijd van arbeiders niets te maken heeft met de doeleinden van de arbeidersbeweging zoals die bestaat in vakbonden en politieke partijen. Hij overtuigde me. Als aanhanger van de ideeën van Pannekoek keerde ik dus na een korte omweg via het maoïsme terug naar een soort kabouterbeweging, maar nu verrijkt met de marxistische analyse van het kapitalisme.

Kritiek op de vakbeweging

Wat maoïsten en radencommunisten bond, was felle kritiek op de vakbeweging. Deze organisatievorm zou zijn gecorrumpeerd door de leiding die de arbeiders verleidde om af en toe te strijden voor betere arbeidsomstandigheden en arbeidsvoorwaarden, maar wel binnen de kaders van het kapitalisme. Binnen de vakbonden leefde na een onstuimige beginfase geen fundamentele kritiek meer op het kapitalisme. Ze kleurden netjes binnen de lijntjes. De kaderleden gingen nog wel, maar bestuurders kon je maar beter niet vertrouwen. Die waren er altijd op uit om de gewone leden af te houden van de felle strijd waar die voortdurend op uit waren. Cajo Brendel, de hierboven genoemde aanhanger van Pannekoek die die brochure schreef, liet om dat te bewijzen niet na om voortdurend een NVV-bestuurder te citeren die eens had gezegd dat er bij alle onderhandelingen een stuk theater voor de achterban werd opgevoerd. Nou, dan was het toch duidelijk? Die man was niet te vertrouwen. Zelf citeerde ik met graagte een liedje uit de Rotterdamse havenstaking van 1979 Je rookt van onze centen een dure sigaar, maar ga aan het werk en maak je eens waar.

In de loop der jaren koppelde ik deze kritiek op de vakbeweging toch steeds vaker aan respect voor het werk dat door de bonden werd verricht. Oké, ze wilden het systeem niet veranderen, maar deden hun best om er voor de werknemers het beste uit te slepen. Dat arbeiders voortdurend strijd willen voeren en dat in ieder klein stukje strijd een kiem voor revolutie schuilging zoals kleine groepjes beweerden, ging er bij mij niet meer in. Vakbonden zijn nodig om ervoor te zorgen dat het leven niet telkens afglijdt naar een bedenkelijk niveau. De vraag die we ons wel kunnen stellen, is of ze dat ook goed doen.

Kloof leiding en leden

In de jaren na 1945 gingen ze immers zonder morren akkoord met de geleide loonpolitiek, waardoor de lonen in 1957 tot de laagste van West-Europa behoorden. Stakingen werden tot 1960 vaak actief gedwarsboomd. Omdat de leden daarom met hun voeten stemden, draaiden de bestuurders bij, maar iedere keer weer constateerden onderzoekers van buiten en binnen de vakbeweging dat het contact tussen leiding en leden niet goed was. Te veel, zo leek het, verbonden de bestuurders zich aan de bestaande maatschappij. Er verschenen af en toe brochures en interviews met vakbondsbestuurders met een zeer kritische blik op het kapitalisme, maar vaak bleek het niet meer dan een oprisping te zijn.
Zo verdedigde Arie Groenevelt in 1973 de “geen procenten, maar centen” acties met het argument dat zo de loonsom laag bleef. Alleen voor de bühne? Met radicale stemmen binnen eigen gelederen had hij niet veel op, dus ik vermoed dat hij het ook meende. Een terugkeer naar het gedachtegoed van de geleide loonpolitiek vond plaats in 1982 toen op een A-4tje de leiders van de vakcentrales akkoord gingen met loonmatiging. Het systeem moest immers worden gered.

Nou is het natuurlijk niet zo dat de werknemers massaal protesteerden en stonden te trappelen on de strijd aan te gaan. De organisatiegraad daalde al jaren en golven wilde stakingen zoals in de jaren zestig en zeventig waren er ook niet. Dat zorgde ervoor dat de organisaties zich in slaap lieten sussen. Op een enkele kritische bestuurder na vonden de meesten het wel goed zo. Wat er leefde onder de werknemers? Officiële rapporten werden gelezen en zo nu en dan volgde onderzoek, maar bijvoorbeeld de grote onvrede onder leerkrachten, die leidde tot de onderwijsstakingen van 2017, werd volledig gemist. Zo blijft de kloof tussen leiding en leden bestaan. Leden die er steeds minder zijn.

De politieke arbeidersbeweging

De vakbeweging is vaak los gezogen van de arbeiders zelf. Het valt nog maar te bezien of de recent genoemde ledengroei zal aanhouden. Maar hoe zit het met de politieke tak van de arbeidersbeweging? Daarvan kunnen we kort constateren dat die in Nederland niet meer bestaat.

De politieke partijen die uit die beweging voortkomen, zijn daar zelf duidelijk over. PvdA en GroenLinks willen behalve op nostalgische momentjes nauwelijks meer aan hun oorsprong worden herinnerd. Alleen de SP is nog schatplichtig aan die rijke historie, maar heeft niet meer de trotse uitstraling van socialisten uit vroeger tijd die ervan overtuigd waren dat ze met hun macht de maatschappij zouden veranderen. De partij van Marijnissen lijkt vooral een belangenbehartigingsclub voor iedereen die ziek, zwak en misselijk is en mist daardoor de aansluiting bij de meerderheid. Naast parlementair links bestaat er niet veel meer. Eigenlijk kun je gewoon stellen dat er geen politieke arbeidersbeweging meer bestaat.

Wat te doen?

Het is in eerdere commentaren bij Solidariteit al vaker betoogd: er moet iets veranderen. De vraag is echter of dat kan door binnen de oude kaders te werken. Die hebben bewezen dat ze in het gunstigste geval de strijd aan willen gaan voor instandhouding van het al bereikte. Of ze ooit verder zullen gaan en de hele boel omver willen gooien, is nog maar de vraag. Ik geloof daar niet meer in. De vakbeweging is belangrijk en af en toe stem ik SP, maar die mooie wereld die de vroege socialisten ons voor ogen hielden, zie ik niet ontstaan vanuit de hoofdkantoren van de restanten van de arbeidersbeweging. Of we hoop kunnen putten uit wat Brendel als leerling van Pannekoek de beweging der arbeiders noemde, is ook nog maar de vraag. De op sommige plekken heersende euforie over de huidige stakingsgolf mag ons niet laten vergeten dat het grotendeels een top-down beweging om meer centen is. Niets mis mee, maar daarmee verandert er niets fundamenteel.

Begin juni is er een internationale bijeenkomst van denkers in Bergen (Noorwegen) die zich gaan buigen over de crisis van links. Ik ben ervoor uitgenodigd, maar ben niet erg gerust op de uitkomst. Het wachten is op een nieuwe beweging zoals die van de jaren zestig, maar hoe die eruit zal zien? Dat ze uit bestaand links zal voortkomen, lijkt me in ieder geval onwaarschijnlijk. Dat links heeft geen toekomst. Wie weet ontstaat er uit onverwachte hoek in de toekomst weer een beweging als die van 1968. Niet verwacht en voorspeld en buiten de bestaande kaders. We blijven hopen, zoals ik in 1969 ook hoopte.

– door Sjaak van der Velden, oorspronkelijk voor Solidariteit

  • Uitgelichte afbeelding: Door Unknown photographer / onbekende fotograaf – http://resolver.kb.nl/resolve?urn=urn:gvn:IISG01:ADV10537536, Publiek domein, https://commons.wikimedia.org/w/index.php?curid=67432782