Geschiedenis van de VS? Geschiedenis tegen de VS!

Gedachten vanwege de Vierde Juli

Op 4 juli 2022 vieren mensen in de Verenigde Staten de Fourth of July, oftewel Independence Day, oftewel Onafhankelijkheidsdag. Op die datum, maar dan in 1776, verscheen de Onafhankelijkheidsverklaring, het document waarin een handvol zeer hoge heren verkondigden dat een dertiental Britse koloniën in Noord-Amerika de loyaliteit aan de Britse kroon opzegden en een onafhankelijke staat gingen stichten. Daarmee nam, zo luidt vervolgens de welluidende mythe, de Land of the Free symbolisch een aanvang. Maar valt er op 4 juli voor liefhebbers van ieders vrijheid wel iets te vieren? Weinig tot niets, naar mijn in de loop der jaren negatiever geworden mening.

In linkse en radicale kringen zijn er, schematisch gezien, twee standpunten te vinden, in allerhande variaties en combinaties. Het eerste standpunt, gedeeld door democratisch gezinde mensen tot en met zeer veel marxisten, luidt ongeveer als volgt. In 1776 en de jaren daarna maakten de dertien Britse koloniën zich in een soort revolutie los van het Britse gezag en stichtten een republiek die een democratische potentie en strekking had. Weliswaar domineerden in deze republiek slavenhouders, evenals andere rijke en machtige individuen. ‘We, The People’ was vooralsnog een rijkeluisclub, een witte rijke mannen-club om nauwkeuriger te zijn. Maar juist door een beroep te doen op de idealen die bij de stichting werden geformuleerd, kon de republiek gaandeweg democratischer worden. En door de democratische normen los te laten, niet alleen op de politiek maar ook op de economie, kon je zelfs naar een socialistische maatschappij komen, met de productie in gemeenschapshanden en democratisch bestuurd. In de Amerikaanse onafhankelijkheidsstrijd en haar idealen, in de Verenigde Staten en haar ontwikkelingsgang, lag een verdergaande emancipatie besloten, niet alleen van monarchie en tirannie in de politiek, maar ook van slavenhoudersmacht en kapitalistisch despotisme in de fabrieken.

De hele Amerikaanse geschiedenis kan in deze visie geschetst worden als een aanhoudende reeks pogingen om het radicale potentieel van die Amerikaanse droom uit 1776 waar te maken. En met enig resultaat! Het kiesrecht werd uitgebreid, eerst naar alle witte mannen, daarna naar alle witte vrouwen, en uiteindelijk in principe ook naar alle staatsburgers van de VS ongeacht sekse en huidskleur. De slavernij werd afgeschaft, en ook de oorspronkelijke bevolking – de nabestaanden van de overlevenden van etnische zuiveringen en genocide – kregen burgerrechten in het democratische Amerika. Als arbeiders deden wat eerder was gedaan – zich organiseren en mobiliseren, met de idealen van de Onafhankelijkheidsverklaring in socialistische herformulering in het vaandel – dan zou de VS een zelfs Verenigde Socialistische Staten kunnen worden. Het lag als het ware besloten in Amerika als Home of the Brave en Land of the Free.

Jarenlang heb ook ik deze redenering gehanteerd. En nog steeds vind ik het tactisch prima om de vrijheidslievende en egalitaire pretenties van de Amerikaanse stichtingsdocumenten – Onafhankelijkheidsverklaring en Grondwet – uit te spelen tegen een realiteit waarin ongelijkheid en onvrijheid domineert. Dat is hetzelfde spel als in Nederland: de staat proberen te houden aan zijn eigen wetten, normen en waarden. Maar net zoals ik in Nederland die wetten, normen en waarden daarmee niet tot de mijne maak – hun rechtsorde is de onze niet! – zo denk ik inmiddels ook niet dat de principes van de Amerikaanse republiek ten diepste de onze kunnen zijn. Je kunt ze hanteren – maar we kunnen ze ons maar beter niet toe-eigenen alsof het ‘eigenlijk’ ook onze principes zijn. Hooguit kun je er concessies in zien die machthebbers aan onze principes doen. Maar ik zie de geschiedenis van de VS niet langer als de vervulling van die mooie, in 1776 geformuleerde droom. Ik geloof niet dat de Amerikaanse staat drager is van een inherent emancipatorisch doel. Integendeel. De VS en de emancipatie staan tegenover elkaar als slavenhouders tegenover tot slaaf gemaakten, als settlers tegenover Lakota en Cherokee, als General Motors, Starbucks en Amazon tegenover de door hen uitgebuite arbeiders. Dat is zo, omdat de VS ten diepste het project is van slavenhouders, settlers en kapitalistische ondernemers. Niet van ‘het volk’, behalve dan in mythologische zin.

Alle emancipatorische stappen die in de Amerikaanse maatschappij zijn verwezenlijkt, dienen we niet zozeer te zien als vervulling van democratische droom en doel, maar veeleer als met grote tegenzin gedane concessies die Amerikaanse machthebbers gedaan hebben. Dat gebeurde als de druk van onderop, de effecten van sociale strijd, te groot werd, en/of als machtsverschuivingen en het toekennen van rechten in het belang werden geacht van een flink deel van de heersende en bezittende klassen.

Slavernij is een voorbeeld. Die werd in de negentiende eeuw steeds onhoudbaarder, naarmate het verzet – van abolitionisten (voorstanders van afschaffing) en vooral ook van tot slaaf gemaakten zelf – grotere vormen aannam. Ze werd tegelijk ook economisch onaantrekkelijk vanuit industrieel-kapitalistisch oogpunt. Loonarbeid kan lucratiever zijn voor de grote bezitters, zeker in het soort productie waarin de VS begonnen uit te blinken: moderne industrie. Loonarbeiders die niet productief genoeg waren voor de kapitalist, kon je ontslaan, en dan was je er als kapitalist verder niet verantwoordelijk voor. Als een tot slaaf gemaakte niet productief genoeg werkte, ging dat zomaar niet: de eigenaar bleef verantwoordelijk voor zijn ‘eigendom’, ook als de tot slaaf gemaakte minder opbracht dan die de slavenhouder kostte.

De switch van slavernij naar loonarbeid was dan ook geen puur humanitaire daad, maar iets wat flinke delen van de bezittende klassen uit welbegrepen eigenbelang nastreefden, onder stevige druk en veelal met grote tegenzin van hogerhand doorgevoerd. Zo begonnen in de Amerikaanse Burgeroorlog (1861-1865) de Noordelijke staten met de afschaffing van slavernij in de Zuidelijke slavenhoudersstaten waar tegen ze vochten – om die als het ware van werkkrachten te beroven. Met het verwezenlijken van de idealen van 1776 had het allemaal bitter weinig te maken, afgezien dan van de ronkende retoriek van president Abraham Lincoln in diens Gettysburg Address, de speech die hij na een overwinning op die slavenhoudersstaten in die Burgeroorlog deed. Die retoriek kan hij nog gemeend hebben ook. Dat verandert verder niets wezenlijks aan de onderliggende realiteit. Dat heersers soms in hun eigen propaganda geloven, is immers niet zo heel bijzonder.

Dat afschaffers van de slavernij een beroep deden op de principes van de Onafhankelijkheidsverklaring, was tactiek. De tegenstanders van die afschaffing deden overigens hetzelfde. Dat de afschaffers een soort overwinning boekten, vloeide niet voort uit zulke principes, maar was de uitkomst van een bittere machtsstrijd waarin alle partijen uit die principes putten en citeerden naar het hun uitkwam. De werkelijke grondslagen voor een bevrijdingsstrijd liggen echter niet in de dragende principes van welke staat dan ook, en zeker niet in die van een als koloniale macht bedachte en gegrondveste staat als de Verenigde Staten ten diepste is.

Daarmee zijn we bij de andere visie die in linkse en radicale kringen te vinden is, niet altijd samenhangend, vaak in flarden en brokstukken, alsof het coherent uitspreken ervan mensen doet aarzelen. Ik formuleer het als volgt: de strijd voor bevrijding, de strijd tegen alle vormen van onderdrukking in het territorium waarover de Verenigde Staten heersen, is een strijd tegen die Verenigde Staten, haar instellingen, haar wetten en fundamentele grondslagen. Wil de vrijheid leven, dan zullen die Verenigde Staten als maatschappijformatie – niet enkel de zittende regering, niet enkel de staat, zijn vormen en zijn wetgeving, maar de totaliteit van wat je de Amerikaanse beschaving kunt noemen – dienen te sterven. Dan dient op de ruïnes van wat de VS is geweest, iets nieuws gebouwd te worden.

Elementen en brokstukken van die maatschappij kunnen misschien in die grondige verandering worden meegenomen, in gewijzigde versie. Dat geldt voor allerlei vrijheden die binnen de VS tot stand zijn gekomen, doorgaans zeer tegen de zin van machthebbers in en pas na felle strijd. Maar de Verenigde Staten als zodanig staan tegenover de bevrijdingsstrijd die noodzakelijk is, Een van de twee zal moeten wijken, in een strijd op leven en dood. Zo bezien zijn alle bevrijdende stappen die in de VS zijn gezet – de afschaffing van de slavernij, de gedeeltelijke gelijkberechtiging van vrouwen, de politieke en persoonlijke vrijheden die in beperkte mate in de VS wel degelijk bestaan – geen verworvenheden van de Amerikaanse beschaving, maar veroveringen van onderop die op die Amerikaanse beschaving zijn gedaan. Het zijn veroveringen die ook nog eens permanent gevaar lopen, precies omdat die VS, haar machthebbers en haar machtsstructuur zelf geen enkele nederlaag automatisch als permanent beschouwen en terugpakken wat ze terug kunnen pakken, De huidige aanval op de abortusvrijheid is daarvan slechts een enkel recent voorbeeld.

Naar mijn mening is het een kwestie van consistent anarchisme, maar ook van eerlijke emancipatorische geschiedschrijving, om deze tweede visie – wil de vrijheid winnen, dan dienen de Verenigde Staten te sterven – te omarmen en de eerste – emancipatie ligt besloten in het verlengde van waar de VS fundamenteel voor staan, de geschiedenis van de VS is een historie waarin de VS zichzelf als het ware beter realiseert – af te wijzen. Ooit schreef de linksradicale historicus Howard Zinn een prachtig boek, getiteld A People’s History of the United States. Daar kun je veel van leren, ik raad het iedereen graag aan. Maar het is meer dan de hoogste tijd voor een nieuw geschiedeniswerk: A People’s (and Nature’s!) History Against the United States.

Ook verschenen bij Egel

– Uitgelichte afbeelding: Public Domain, https://commons.wikimedia.org/w/index.php?curid=16857908