Der Leiermann

Der Leiermann is het slotlied van Franz Schubert’s  liederencyclus Winterreise, op tekst van Wilhelm Müller. Het is het verslag van een winterse reis door een man die gedumpt wordt door zijn vriendin. De man belandt in een ernstige depressie, ziet het gelaat van zijn geliefde in elke sneeuwvlok, krast haar naam in het ijs, en brengt in de beste morbide Romantische traditie zelfs een bezoek aan een kerkhof waar geen plaats voor hem is. In Der Leiermann ontmoet de reiziger een speelman met een draailier, vermoedelijk de verpersoonlijking van de dood. Wat je ook van de typisch Romantische obsessie met liefde en de dood vindt: de wijze waarop Schubert en Müller die obsessie hier vorm geven is van een adembenemende schoonheid. 

Zonder Schubert zou Wilhelm Müller nu waarschijnlijk vergeten zijn, maar dat zou volgens mij niet terecht zijn. Müller was geen Goethe, maar ook niet het summum van middelmatigheid waar hij tegenwoordig vaak voor wordt aangezien. Naast Schubert bewonderden ook literaire en muzikale reuzen als Brahms, Heine en Tennyson zijn werk. Een mooi overzicht van Müller’s  leven vind je hier. Net als Schubert overleed Müller jong, vermoedelijk aan kinkhoest. Hij werd nog geen 33 jaar oud.

Drüben hinter’m Dorfe 
Steht ein Leiermann, 
Und mit starren Fingern 
Dreht er was er kann.

Barfuss auf dem Eise 
Schwankt er hin und her; 
Und sein kleiner Teller 
Bleibt ihm immer leer.

Keiner mag ihn hören, 
Keiner sieht ihn an; 
Und die Hunde knurren 
Um den alten Mann.

Und er lässt es gehen 
Alles, wie es will, 
Dreht, und seine Leier 
Steht ihm nimmer still.

Wunderlicher Alter,
Soll ich mit dir geh’n? 
Willst zu meinen Liedern 
Deine Leier dreh’n?

Uitgelichte afbeelding: By Franz Schubert, 1827 – http://www.themorgan.org/music/manuscript/115668, Public Domain, https://commons.wikimedia.org/w/index.php?curid=42214324