De uitzonderingsstaat als regel (Giorgio Agamben)

haddockGiorgio Agamben, de kritisch-theoreticus, ziet de uitzonderingsstaat als een bestuurlijk paradigma. Daarin spelen twee elementen een doorslaggevende rol. Het ene element betreft de juridische mogelijkheid om in een afgekondigde ‘staat van beleg’ in het private domein de bevoegdheden uit te breiden, die in tijden van oorlog aan het militair gezag behoren. Het andere element betreft de mogelijkheid om de werking van de grondwet of althans in ieder geval de klassieke grondrechten op te schorten. De instelling van de uitzonderingsstaat kan worden gebruikt om een rechtsvacuüm te creëren. In dit vacuüm is alles toegestaan, wat onder gelding van het recht voor de overheid verboden is. Vanuit de systematiek van het constitutionele recht en de politieke filosofie voorwaar een studie waard.

Als historisch voorbeeld van de creatie van een ‘rechtsvacuüm’ verwijst Agamben vrijwel meteen na de opening van zijn boek naar de military order door de president van de USA in november 2001 uitgevaardigd. Die order maakt de detentie mogelijk van ‘niet-burgers verdacht van betrokkenheid bij terroristische activiteiten’. De military order van president Bush ligt ten grondslag aan de vrijheidsberoving van vele honderden mensen op de Amerikaanse basis Guantanamo Bay, op Cuba. De juridische status van de daar gevangen gehouden personen is opgeheven. Het zijn krijgsgevangenen noch verdachten (de Conventie van Genève noch de Amerikaanse wetgeving is op hen van toepassing) ze zijn louter object van onbepaalde vrijheidsberoving, niet alleen naar tijd genomen, maar ook wat de omstandigheden waaronder betreft. Ze zitten in een rechtsvacuüm. Dit is gecreëerd binnen de kaders van de ‘rechtsstaat’, wat onmiddellijk de kwestie op roept: ‘Wat is deze rechtsstaat als rechtstaat waard?’. Met het oog op het penibele van deze kwestie bespreekt, Agamben de grondwettelijke situatie van het toenmalige Weimar.

Lees verder bij de bron, Thom Holterman op Libertaire Orde.