Verhef middelmatige luitjes tot de status van Nationaal Intellectueel en je krijgt er middelmatige platitudes uit.
Mensen die zeggen: we kunnen wel over die grote wereld praten, over globalisering, over immigratie en over de multiculturele samenleving, maar als ik de deur van mijn huis opentrek, zie ik altijd nog de overkant van de straat. Die is in honderd jaar hetzelfde gebleven, maar dreigt nu wel onherstelbaar te veranderen. Dat is de kwestie.
Het huis waarin ik ben opgegroeid (vlak voor zij overleed kreeg ik van mijn moeder te horen dat het niet mijn geboortehuis is) is alweer jaren moskee. De bewoners van de inmiddels knap gegentrificeerde streek zoals het stukje eigenlijk-van-huis-uit-niet-Amsterdam heet, de Streek, hebben met succes geklaagd over de geuren van de industrie die kwamen aanwaaien als de wind goed stond. Cacao. Geur- en smaakstoffen. Voor mij hoorde het bij een vertrouwde omgeving, maar ja, toen had je nog industrie in Nederland.
Er zou uitbreiding van een boekbinderij/-drukkerij komen in plaats van het krotje dat mijn huis was, maar beschikkingen van overheid en lot wilden anders. Het is nu dus deel van een moskee, genoemd naar mysticus en grondlegger van de sociologie Ibn Chaldoen. Ik vind dat wel een mooie bestemming. Wat is de overkant? Ik herinner mij geen woonboten aan de kade. En aan de overkant het stadhuis van Nieuwer-Amstel dat na de annexatie, spoedig na het gereedkomen van het gebouw, gemeentearchief van Amsterdam werd – wat is het nu? Cinetol, geen bioscoop meer. Niks onveranderde overkant.
Mijn eigenlijke geboortehuis stond aan de Nieuwendijk, de oudste straat van Amsterdam. Als je dit laatste vermeldt dan hoef je eigenlijk al niet in te gaan op die onveranderlijkheid in honderd jaar. Hetzelfde geldt voor de Javastraat, mijn volgende adres, mij dunkt dat ik daar al volop over geschreven heb hier op Krapuul (en elders, maar dit terzijde).
Ook over Villa Kakelbont heb ik hier al eerder mogen schrijven. Het huis is weg, evenals de overkant. Beide waren omstreeks de honderd jaar, dat wel, maar voor een huis is dat niet oud.
De studentenflat waar ik tamelijk lang gewoond heb is gesloopt. Wat moet ik dan nog over de overkant zeggen? Daar is bijgebouwd, en in plaats van het studentenflatgebouw is een soort apenrots voor de welgestelden neergezet. In het kader van de opwaardering van de buurt. Dat is ook alweer een tijdje aan de gang, dat opwaarderen. Het huis waar ik met geweld ben uitgesmeten (zonder nochtans kraker te zijn) ziet uit op de mooiste gracht van Amsterdam. Zullen ze die ooit gaan dempen? Je weet het niet. Als er Lekker Veel Geld mee te verdienen valt doen ze het zeker. Het studentencorps aan de overkant is verhuisd, dat scheelt, maar het pand staat er nog. Monumenten waar wel geen leuke winkels van een internationale keten in zullen komen. Want dan is de gevel niet meer zo heilig als hij nu heet.
Laat ik even mijn geliefden van vroeger en nu bij de overkanten betrekken. Ik heb niet bij hen gewoond maar wel regelmatig verbleven. Op de laatste na, want ja, ik ben zelfs getrouwd tot mijn stomme verbazing. 1. Gesloopt voor Zeer Prettige Nieuwbouw 2. Gesloopt voor het Anne Frankhuis dat moest uitbreiden (je verzint het niet). 3. De weezoete geur van de Lent-melkfabriek, virtueel ruik ik het nog de enkele keer dat ik weemoedig in die straat loop – weg… 4. Aan de overkant een dropfabriek en een houtzagerij. Soms ruik ik voor mijn geestesneus de drop of het hout, maar ook hier staat Prettige Nieuwbouw voor de Betere Bewoner.
Laat ik in plaats van weer eens te verwijzen naar het Communistisch Manifest (dat heb ik bij dezen natuurlijk toch weer gedaan) de opening van Emma Goldmans Vaderlandsliefde voor u weergeven:
Wat is vaderlandsliefde? Is het de liefde voor de geboorteplaats, de plaats van de hoop en herinneringen, de dromen en aspiraties verbonden aan het kind zijn? Is het de plaats waar wij, in kinderlijke naïviteit de voorbijsnellende wolken nastaarden, en waar wij ons afvroegen waarom wij niet ook zo snel konden lopen? De plaats waar wij de miljarden schitterende sterren aanstaarden, bevangen door vrees dat elk een oog zou kunnen zijn dat tot in de diepste diepten van onze ziel doordrong? Is het de plaats waar we plachten te luisteren naar de muziek van de vogels, en verlangden vleugels te hebben en als zij naar verre landen te vliegen? Of de plaats waar wij op schoot zaten bij onze moeder, verrukt door schone vertellingen over grootse daden en overwinningen? Kortweg, is het de liefde voor de plaats, waar iedere klein plekje dierbare en kostbare herinneringen belichaamt aan een gelukkige, vrolijke en speelse jeugd?
Als dat vaderlandsliefde was zouden weinig Amerikanen vandaag vermaand kunnen worden patriottisch te zijn, want de speelplaats is veranderd in een fabriek of mijn, en het oorverdovend kabaal van machines heeft de muziek van de vogels vervangen. Evenmin kunnen wij de verhalen van grootse daden nog horen, want de verhalen die onze moeders nu vertellen zijn slechts die van droefheid, tranen en smart.
Woorden van een vluchtelinge uit het Russische Rijk, die tenslotte ook niet welkom bleek in de VS, gepubliceerd in 1911.
Er is nog veel meer te zeggen over dit stuk van Heijne, ik heb een passage gekozen waarin de kleinburgerlijke mufheid weerklinkt, zoals magistraal verwoord in Sonnevelds Dorp maar uiteraard is er meer te vinden in het origineel. In Nederland is iedereen al eeuwen kleinburger, Frankrijk heeft de afgelopen eeuw de ingrijpende transformatie van een land van boeren naar een van proletariërs ondergaan – vandaar dus dat men er daar zinnig over kan schrijven of zingen.
Maar wat kletsen zonder uiteraard het levensgevaarlijke k-woord zelfs maar te willen noemen, en voor Belangrijk Intellectueel doorgaan, de Media zijn er vol van.
Pingback: Domhoudende neonazi’s, armhoudende hervormers | Krapuul