Het tijdschrift Samenleving & Politiek heeft een boeiende reeks over ‘hoop’. Maar bij mij heerst ‘de hopeloosheid’: niet als psychologisch-depressieve toestand noch als allesbepalend cynisme in een roep om op te geven. Maar eerder als analyse: als ‘pessimisme van de rede’, zoals Gramsci stelde.
Het enige optimisme is dat van de wil. Wetende dat het anders zal moeten en worden. Met stijgende temperaturen, Gini-coëfficiënten en conflicten rond migratie en identiteit weet je dat zondermeer. De reële wereld die verandert op maat van wie macht verwerft, staat haaks op het soort neoliberale oproepen van Vooruitgangsoptimisten.
Mainstream-volgzaamheid
Politiek en civiel, bij partijen en het middenveld, is de toestand grotendeels hopeloos. Zeker in de noodzakelijke koppeling tussen kwesties die op elkaar inhaken en onze sociale conditie vandaag bepalen: ecologie, sociale/economische en migratie/diversiteit. Uitzonderingen bij beide bevestigen de regel. Ja, er is een herpolitisering op enkele assen. En ja, in steden als Leuven en Gent, in Zelzate en Borgerhout zijn er nog haarden van politiek verzet. Maar we houden ons daar al te gauw vast aan strohalmen (het kleine verzet, small is beautiful en burgeractivisme), terwijl de nodige krachtverhoudingen ‘een graanveld’ vragen.
In realiteit heersen opportunisme en mainstream-volgzaamheid en domineert het consensusdenken. De drang om ‘erbij te horen’, om niet ‘langs de zijlijn te staan’ sturen het handelen. Het hoogtepunt daarvan zijn de recente bedelredes om te mogen meedoen met uiterst rechts. De ‘startnota’ van waar ze willen aan participeren, vertelt iets over ‘de bedelaars’ zelf. Is de sociaaldemocratie doodziek, zoals Vincent Scheltiens-Ortigosa stelt, dan is Groen de volgende patiënt in de wachtkamer. Over CD&V en de zuil zwijgen we dan nog, omdat de kloof tussen pragmatiek en hoop vaak niet te overbruggen valt.
Een groot deel van het veld wordt bezet door mensen die al te sterk vervreemd zijn van kwesties die tot keuzes en positie-inname dwingen: sociaal, ecologisch en op het vlak van migratie en diversiteit. Of wie weet nog wat een fabrieksvloer, jeugdwerk of sociaalwerkpraktijk op straat is? Ze bestaan zeker, die politici: op twee handen te tellen. Aangevuld door politici als carrièristen die in de drang om ernstig genomen te worden, zich in de mainstream wringen. Met alle gevolgen van dien.
De linkerzijde heeft structureel geen flauw idee van wat haar te wachten staat. Zo vertellen toch mijn gevoel en verstandelijke capaciteiten. Zeker niet tegen de achtergrond van de met elkaar vervlochten crisissen waarvoor we staan. Of men predikt wat cijfers en de ondergang van de wereld op een manier die is losgekoppeld van de echte wereld die bezet is met reële macht. Over migratie en diversiteit is zwalpen de regel en/of is zwijgen goud geworden. Een andere verbeelding en doordacht ‘model’ van een solidaire samenleving op superdiverse leest, met ideeën over sociale mobiliteit in tijden van migratie? Het antwoord blaast ergens in de wind … In het slechtste geval stapt men mee in links-populisme over migratie, dat gedoemd is om te falen.
Het onmogelijke is de enige mogelijkheid
Een groot deel van de linkerzijde is niet uitgerust om collectief positie in te nemen, noch samen strijd te voeren op deze met elkaar vervlochten kwesties. De particratie domineert en het eigenbelang bezet het terrein, pragmatisme en strategie sturen het handelen. Terwijl de rechterzijde steeds rechtser economisch en cultureel een kamp afbakent, en daar politiek en fysiek ruimte aan het creëren is. Ze domineren sterk het spreken en handelen.
Een groot deel van de linkerzijde praat na of vijlt de scherpste randjes eraf. De geesten rijpen op de tonen van de maat die zij zetten. Links volgt veelal reactief. Velen willen zich zelfs niet meer onder de noemer ‘links’ plaatsen. ‘Progressief anders’ of ‘voorbij links en rechts’ krijg je dan te horen: politiek-discursieve mormels die altijd hetzelfde betekenen: meedoen met de mainstream.
En dat terwijl de revival van rechts onder diverse noemers het publiek overspoelt: conservatisme bijvoorbeeld is terug ‘in’ net als ‘Vlaamse identiteit’. De metapolitieke nood aan publieke strijd heeft men beter begrepen dan gedisconnecteerde delen van links.
Wat ik denk en voel staat mijlenver van cynisme of pessimisme, maar puur analytisch en empirisch is er geen gedeeld verhaal noch praktijk die die naam waardig is: opnieuw, de uitzondering daagt hooguit de regel uit. In de hoop dat we niet eerst de hopeloosheid door moeten, voor we de kentering maken. Maar beïnvloed door diverse marxismen lijkt me dat moeilijk te vermijden. Zonder crisis geen organisatie noch transformatie.
Voorlopig heerst de passieve revolutie, als best mogelijke scenario dat ons wordt voorgespiegeld. Als we voortdurend roepen dat het anders moet (vaak op maat van mediatiek georchestreerde communicatie), gaan we het zelf wel geloven. In ‘een geloof’ dat nooit echt handelen wordt, omdat het gestuurd wordt door lege betekenaars, waarvan we niet eens weten wat ze nog betekenen. Of een geloof dat grijpt naar juridisering van het politieke, met rechters als scheidsrechters, omdat we de publieke strijd zelf verliezen om voldoende kritische massa op te bouwen als dragers van een ander verhaal.
De enige realistische roep die daar tegenin gaat is ‘het realisme om het onmogelijke te vragen’. Omdat het onmogelijke de enige mogelijkheid is tegen de achtergrond van met elkaar verbonden crisissen. Gestuwd door een andere verbeelding en praktijk van ‘het politieke’, dat uit de gesloten contouren van ‘het mogelijke’ breekt en uit de begrensde limieten van de dagelijkse beheerspolitiek bij partijen maar ook bij het klassieke middenveld. De politiek-passieve klasse in partijen en middenveld voelt de haren rechtop komen bij zo een politieke eis.
Maar dat is het enige mogelijke antwoord, vanuit het optimisme van de wil. Niet omdat men wil, maar omdat het moet. Met de slogan die men decennia op links afvuurde: er is geen alternatief. Net omdat de toestand hopeloos is, moet er – Ernst Bloch volgend – hoop zijn aan de horizon. Of zoals ik leerde van Eric Goeman: “Wij zullen doorgaan. Met het zweet op ons gezicht. Om alleen door te gaan. In een loopgraaf zonder licht.” [Tekst is van Ramses Shaffy – red. Krapuul]
– Door Pascal de Bruyne
Overgenomen van De Wereld Morgen
De reeks van Samenleving en politiek
“Het zit in de lucht”: zie ook hier en de verwijzingen