De korte twintigste eeuw van Ernest Mandel

  • Nee, niemand ter redactie is trotskist, maar in intellectueel opzicht is de Vierde Internationale, tendens-Mandel, het belangrijkste dat “links” in organisatievorm de afgelopen decennia te bieden heeft gehad. En bovenaan staat Ernest Mandel, die wij door dit overnemen van Grenzeloos hierbij eren. Auteur: Alex de Jong.

 

De socialistische wetenschapper en activist Ernest Mandel werd honderd jaar geleden, op 5 april 1923, geboren. Een ‘Vlaams internationalist van Joodse afkomst’, Mandel was schrijver van enkele van de belangrijkste werken van marxistische theorie in de tweede helft van de twintigste eeuw.

Mandel werd geboren in een familie van geassimileerde Poolse Joden met een Duitse achtergrond uit Antwerpen. Zijn vader Henri Mandel had linkse sympathieën, met name voor de ideeën van Leon Trotski. In de jaren dertig, nadat de nazi’s in Duitsland aan de macht waren gekomen, werd het huis van Mandel een ontmoetingsplaats voor linkse vluchtelingen. Luisterend naar de discussies van deze vluchtelingen over socialisme, de ontwikkelingen in de Sovjet-Unie en de opkomst van het fascisme maakte de jonge Ernest al vroeg kennis met radicale politiek.

In mei 1940 kwam de oorlog naar België toen Nazi-Duitsland het land binnenviel. Grote delen van gevestigd links waren niet in staat te reageren op de nieuwe situatie. Veel leiders van de Belgische Socialistische Partij en vakbonden ontvluchtten het land. Het niet-aanvalsverdrag tussen de Sovjet-Unie en Duitsland was nog steeds van kracht en de Belgische communisten verklaarden hun ‘zuiverste en meest volledige neutraliteit’. Enkele weken later werd Trotski in zijn Mexicaanse ballingschap vermoord door een moordenaar in opdracht van de Sovjet-Unie.

Te midden van deze wanorde begon een groep onafhankelijke linkse activisten de eerste ondergrondse krant in de Vlaamse taal uit te geven, geproduceerd in huize Mandel. Ernest en zijn vader schreven veel van de artikelen in de krant. In augustus 1942 ging Ernest Mandel ondergronds. Aan het eind van dat jaar werd hij gearresteerd, maar hij wist te ontsnappen toen hij werd vervoerd voor verhoor. [1] Onverschrokken zette Mandel zijn verzetsactiviteiten voort. Tegen die tijd was hij lid geworden van de trotskistische Revolutionair Communistische Partij (RCP). Op 28 maart 1944 werd Mandel opnieuw gearresteerd. Gearresteerd vanwege zijn verzetsactiviteiten, niet omdat hij Joods was, werd Mandel naar verschillende gevangenissen en werkkampen gestuurd.

Als lid van het verzet, Jood en trotskist die door zijn stalinistische medegevangenen werd gehaat, waren zijn overlevingskansen gering. Mandel herinnerde zich later dat puur geluk een van de redenen was waarom hij het haalde. Maar hij schreef zijn succes ook toe aan het aanknopen van banden met enkele van de Duitse gevangenisbewakers die vóór de machtsovername van de nazi’s aanhangers van de Sociaaldemocratische Partij van Duitsland waren geweest: ‘Dat was het verstandigste wat je kon doen, zelfs vanuit het oogpunt van zelfbehoud.’ De zware omstandigheden eisten hun tol en Mandel werd begin 1944 in het ziekenhuis opgenomen. Op 25 maart 1945 bevrijdden Amerikaanse troepen het kamp waarin hij werd vastgehouden.

Hoewel Mandel’s directe familie de oorlog overleefde, werden Henri’s moeder, zus, broer en hun familie allemaal in Auschwitz vermoord. Henri Mandel droomde van een academische carrière voor zijn zoon, maar Ernest had andere prioriteiten. Hij wilde de strijd voortzetten tegen het kapitalisme, het systeem dat de verschrikkingen van het nazisme en de wereldoorlog had voortgebracht. Zijn hele leven lang bleef de oorlog een politiek en moreel referentiepunt voor Mandel.

Vlak voor de oorlog, in 1938, was de Vierde Internationale opgericht. Trotski verwachtte dat de komende oorlog de stalinistische communistische partijen in diskrediet zou brengen en hoopte dat de Vierde Internationale zich zou ontwikkelen tot een alternatief. Maar de belangrijke rol van de Sovjet-Unie bij het verslaan van nazi-Duitsland en de deelname van hun leden aan verzetsbewegingen brachten de Communistische Partijen een ongekend prestige en populariteit. De kleine Vierde Internationale was gedecimeerd door oorlog en onderdrukking. Mandel vond het zijn plicht de beweging te helpen opbouwen en werd een vooraanstaand activist in de Vierde Internationale. Deels werd hij gedreven door de herinnering aan kameraden die door de nazi’s waren vermoord, zoals zijn goede vriend Abram Leon, auteur van Hoe het jodendom de geschiedenis kon overleven, een marxistische interpretatie. De rest van zijn leven zou de Vierde Internationale centraal staan in Mandel’s denken en handelen.

Na de oorlog

Zoals veel andere radicalen dacht Mandel dat de oorlog gevolgd zou worden door een golf van revoluties, zoals de Eerste Wereldoorlog. Geleidelijk aan ging Mandel inzien dat het kapitalisme niet alleen zou blijven bestaan, maar zich zelfs verder kon ontwikkelen. Hij sloot zich aan bij de Belgische Socialistische Partij, waarbij hij zijn trotskistische identiteit geheim hield, en hielp bij de oprichting van het weekblad La Gauche, een krant die invloedrijk zou worden op socialistisch links in België.

In deze periode werd Mandel zowel een socialistisch theoreticus als een leider. In 1962 publiceerde hij zijn eerste grote werk, Traité d’économie marxiste (De economische theorie van het marxisme). In de inleiding van het boek omschreef Mandel zijn benadering als ‘genetisch-evolutionair’, waarmee hij de studie van de oorsprong en de evolutie van het onderwerp bedoelde. ‘De economische theorie van het marxisme’‘, schreef Mandel, moet worden beschouwd als ‘een samenvatting van een methode, van de resultaten die met deze methode zijn verkregen en van resultaten die voortdurend opnieuw worden onderzocht’. [2] De combinatie van geschiedenis en theorie, waarbij voortdurend wordt getracht nieuwe bevindingen te integreren, is kenmerkend voor het werk van Mandel. In een gesprek uit 1980 met de Duitse politicoloog Johannes Agnoli gebruikte Mandel de term ‘open marxisme’ dat zich ‘een taak stelt van voortdurende ontwikkeling, van het opnemen van nieuwe feiten en nieuwe wetenschappelijke overwegingen’. [3]

Tijdens zijn werk aan ‘De economische theorie van het marxisme’ ontwikkelde Mandel als onderdeel van de kring rond La Gauche een strategie van ‘antikapitalistische structurele hervormingen’. Hiermee bedoelde hij hervormingen die op zichzelf niet naar het socialisme zouden leiden, maar die ‘stappen in die richting zouden zijn en de arbeidersklasse de mogelijkheid zouden geven het grootkapitaal beslissend te verzwakken’, zoals staatsplanning om volledige werkgelegenheid te garanderen, publieke controle over belangrijke bedrijven en nationalisatie van de energiesector. Mandel benadrukte dat economische hervormingen niet los konden worden gezien van het vraagstuk van de politieke macht.

Een bron van inspiratie was de Belgische staking in de winter van 1960,ook wel ‘de staking van de eeuw’ genoemd. Dat was een algemene staking tegen een reeks door de rechtse regering voorgestelde hervormingen. Bij de staking, die enkele weken duurde, waren honderdduizenden werkers betrokken. Mandel noemde ook de Franse stakingen en fabrieksbezettingen in juni 1936, toen het linkse Volksfront aan de macht kwam, als inspiratie voor zijn ideeën over socialistische strategie.

Tijdens de naoorlogse periode van economische groei in Europa waren de levensomstandigheden voor veel mensen verbeterd, maar bewegingen zoals de Belgische staking toonden aan dat de kapitalistische ontwikkeling de arbeidersklasse niet volledig had gepacificeerd. Mandel erkende dat de strijd van werkende mensen niet alleen te maken had met economische omstandigheden, maar ook werd gedreven door verzet tegen vervreemdende en onderdrukkende werkomstandigheden. Zelfs relatief welgestelde arbeiders ervoeren vervreemding en overheersing op de werkplek.

Voor Mandel was de strijd tegen onrecht en voor emancipatie een drijfveer in de geschiedenis. Mandel was een marxist in de traditie van Gramsci’s uitspraak dat ‘men alleen de strijd wetenschappelijk kan voorzien, maar niet de concrete momenten van de strijd, die niet anders dan de resultaten kunnen zijn van tegengestelde krachten in voortdurende beweging’. [4] Aangezien de geschiedenis deels het product is van voortdurende strijd, is haar ontwikkeling open. ‘De strijd van de arbeiders tegen het kapitalisme’, schreef Mandel in een balans van de staking, ‘verschilt van de sociale strijd in het verleden doordat ze niet alleen een strijd is voor essentiële, onmiddellijke belangen’, maar kan uitgroeien tot ‘een bewuste strijd voor de herstructurering van de maatschappij’. [5]

De zwakte van de Belgische staking, en de reden waarom Mandel haar als een gemiste kans beschouwde, was dat er geen politiek leiderschap was geweest om een dergelijke herstructurering voor te stellen. Voor revolutionaire veranderingen moest de strijd voor economische hervormingen uitgebreid worden tot de kwestie van de politieke macht. De strijd kon alleen zegevieren als ‘de tegenstander niet alleen in de fabrieken maar ook in de straten werd geconfronteerd’. De geschiedenis had aangetoond dat het noodzakelijk was een revolutionaire partij op te richten die ‘onvermoeibaar aan de arbeiders zou uitleggen’ dat het voor het bereiken van hun doelen noodzakelijk was zowel de economische als de politieke macht te grijpen.

Explosies zoals de ‘staking van de eeuw’ stelden Mandel voor een klassiek marxistisch dilemma: als ‘de dominante ideologie van elke samenleving de ideologie van de dominante klasse is’, hoe kan de arbeidersklasse zichzelf dan bevrijden? Mandel erkende dat de dominantie van de ideologie van de heersende klasse diepere wortels had dan ideologische manipulatie via media, propaganda, scholen enzovoort. Deze dominantie putte haar kracht uit de dagelijkse werking van het kapitalisme, waarin werkende mensen gedwongen worden met elkaar te concurreren en afhankelijk zijn van de verkoop van hun arbeidskracht.

Maar juist omdat deze ideologie haar kracht ontleende aan de interne werking van het kapitalisme, was haar dominantie niet naadloos. De onvermijdelijke tegenstellingen en crises van het kapitalisme die voortvloeiden uit de concurrentie tussen de dominante monopolies leidden tot breuken. De centrale vraag voor socialisten was hoe verder te gaan dan de uitbarstingen van onvrede die het onvermijdelijke gevolg waren van economische turbulentie. Om van een defensieve strijd tegen aanvallen op levensomstandigheden en lonen over te gaan tot het eisen van arbeidersmacht was een ‘bewuste sprong’ nodig.

In Lenin en het probleem van het proletarisch klassenbewustzijn ontwikkelde Mandel zijn ideeën over wat zo’n sprong mogelijk zou maken. Hij maakte onderscheid tussen drie groepen: de massa van de arbeidersklasse, een voorhoede van deze klasse die bestond uit activistische arbeiders en de leden van revolutionaire organisaties, een groep die gedeeltelijk overlapte met de tweede categorie. De ‘voorhoede’ was geen zelfbenoemde elite, maar bestond uit de meest geëngageerde, energieke activisten van de arbeidersklasse. Een revolutionaire organisatie opbouwen betekende dergelijke activistische arbeiders voor socialistische ideeën winnen, hen organiseren en voorkomen dat ze zich tijdens de onvermijdelijke ‘eb’ van de sociale strijd uit de politiek zouden terugtrekken.

Radicale verandering zou alleen mogelijk zijn tijdens golven van onrust, als de tegenstrijdigheden van het kapitalisme massale woede en protest zouden opwekken. Tijdens zulke periodes zou een revolutionaire partij moeten proberen steeds grotere groepen tot politieke actie te bewegen en antikapitalistische eisen voor te stellen. Een revolutie was een proces van interactie tussen georganiseerde actie en spontane beweging. Half schertsend noemde Mandel zichzelf een ‘orthodoxe Leninist met lichte Luxemburgistische afwijkingen’. [6]

Laatkapitalisme

In de jaren zestig ontwikkelde Mandel het concept van wat hij aanvankelijk neokapitalisme noemde, voordat hij koos voor ‘laatkapitalisme’ als naam voor het naoorlogse tijdperk van kapitalistische groei, technologische innovatie en toenemende staatsinterventie. In Het Laatkapitalisme koppelde Mandel deze periode aan een beschouwing over ‘lange golven’. Lange golven waren een concept dat zowel door niet-marxistische als marxistische economen, werd gebruikt zoals Trotski, Schumpeter en Kondratieff,en waarin de kapitalistische ontwikkeling werd gezien als een afwisseling van lange golven, perioden van groei (lange opwaartse bewegingen) en relatieve neergang (lange neerwaartse bewegingen).

De Japanse politieke econoom Makoto Itoh vatte het debat over de aard van lange golven samen als een debat tussen twee stromingen. [7] De ene stroming verklaarde lange golven van ongeveer 50 jaar als gedreven door de interne, endogene dynamiek van het kapitalisme. Aan de andere kant stond de stroming die lange golven verklaarde als gedreven door gebeurtenissen die exogeen zijn aan het kapitalistische economische systeem zelf. De endogene theorie ziet het ‘economisch systeem’ als losstaand van de sociale geschiedenis. Het was tegen deze opvatting dat Mandel pleitte voor de rol van ‘superstructurele’ factoren zoals nieuwe markten, de ontdekking van natuurlijke hulpbronnen, oorlogen en revoluties als onderdeel van de economische dynamiek. In een brief aan Makoto Itoh vatte Mandel zijn visie samen: ‘Ik sta voor een lange-golftheorie die niet automatisch maar asymmetrisch is, dat wil zeggen terwijl de expansieve lange golf automatisch overgaat in een depressieve lange golf, leidt de laatste alleen tot de eerste door systematische schokken, dat wil zeggen als gevolg van exogene invloeden (oorlogen, revoluties, contrarevoluties enzovoort)’.

Na de crisis van 1929 stelde de nederlaag van de arbeidersklasse in de jaren dertig en veertig de heersende klasse in staat een verhoging van de meerwaarde af te dwingen, waardoor een nieuwe expansieve periode ontstond.

Maar elke poging van het kapitalisme om zijn tegenstrijdigheden te overwinnen stelde het voor nieuwe problemen. Twee decennia van naoorlogse economische groei leidden tot loonstijgingen en lage werkloosheidscijfers, waardoor het vertrouwen van de arbeiders werd versterkt en nieuwe behoeften en verlangens ontstonden. Gesteund door de regeringen verstrekten de banken goedkope kredieten aan de industrie, wat een snelle groei mogelijk maakte, maar ook inflatie veroorzaakte. Deze inflatie schaadde de grote langetermijninvesteringen die centraal stonden in de concurrentie tussen de grote, kapitaalintensieve bedrijven. Pogingen om de inflatie te bestrijden creëerden hun eigen problemen, waardoor de economische groei werd afgeremd.

Kenmerkend voor het hedendaagse kapitalisme was de toegenomen rol van planning. De snelle technologische innovatie leidde tot een kortere levensduur van vast kapitaal en een grotere behoefte aan kapitalistische planning door grote bedrijven. En om instortingen zoals die van 1929 te voorkomen, nam het overheidsingrijpen in de economie een ongekende omvang aan. Mandel merkte in 1964 op dat ‘de staat nu direct en indirect particuliere winst garandeert op manieren die variëren van verkapte subsidies tot de nationalisering van verliezen‘. [8] Overheidsingrijpen in de economie maakte het mogelijk catastrofale crises te vermijden en winsten te garanderen, maar maakte ook zichtbaar dat ‘de economie’ geen natuurlijk gegeven was. De mogelijkheid van radicale verandering was gebaseerd op de onvermijdelijke sociale explosies die door dergelijke tegenstellingen werden veroorzaakt.

In de turbulente jaren zestig en zeventig was Mandel buitengewoon productief, alsof hij werd meegevoerd door het opkomende tij van de klassenstrijd. Hij publiceerde boeken als The Formation of the Economic Thought of Karl Marx (1970), Long Waves of Capitalist Development (1978) en Trotsky: A Study in the Dynamic of his Thought (1979). In 1972 publiceerde hij zijn meesterwerk Het Laatkapitalisme. Tijdens zijn leven publiceerde Mandel meer dan twee dozijn boeken en honderden artikelen.

Hij was ook een onvermoeibare agitator en debater. In 1964 werd hij naar Cuba uitgenodigd om deel te nemen aan debatten over socialistische planning. [9] Che Guevara had ‘De economische theorie van het marxisme’ met belangstelling gelezen en discussieerde uitgebreid met Mandel. Na Guevara’s dood door toedoen van contrarevolutionairen publiceerde Mandel een hartstochtelijk in memoriam voor ‘een grote vriend, een voorbeeldige kameraad, een heldhaftige strijder’. In 1969 werd Mandel de toegang tot de VS ontzegd, zogenaamd omdat hij tijdens een eerder bezoek geld had ingezameld voor gedetineerde activisten. De zaak zou een precedent worden voor de Muslim ban van Trump. In West-Duitsland greep de regering in om te voorkomen dat Mandel aan de universiteit van Berlijn zou worden benoemd en zette hem het land uit.

Frankrijk was een ander land dat Mandel de toegang zou verbieden. In mei 1968 werd Mandel uitgenodigd om te spreken op bijeenkomsten van de Revolutionair Communistische Jeugd (JCR), een groep die zich in de richting van de Vierde Internationale had bewogen. De JCR was sterk betrokken bij de rellen en protesten van mei 68. In wat een bevredigende gelegenheid moet zijn geweest om praktisch werk te doen, hielp Mandel tijdens de ‘nacht van de barricades’ van 9 mei met het bouwen van barricades in het Parijse Quartier Latin. De auto waarmee hij naar Parijs was gekomen, werd tijdens de straatgevechten vernield. Een verslaggever hoorde Mandel uitroepen: ‘Oh! Wat mooi! Dit is de revolutie!’.

Voor de nieuwe generatie revolutionairen was Mandel een link naar de revolutionaire geschiedenis en ervaring. De marxistische filosoof Daniel Bensaïd, toen een leider van de JCR, herinnerde zich hoe Mandel hen ertoe bracht ‘een open, kosmopolitisch en militant marxisme’ te ontdekken. Hij was ‘een leermeester in theorie en een doorgeefluik tussen twee generaties’. [10]

Klassenstrijd en geschiedenis

Voor Mandel ‘is het concrete historische proces van kapitalistische ontwikkeling altijd het resultaat van een wisselwerking tussen het systeem en de omgeving waarin het zich ontwikkelt; die omgeving is nooit 100 procent kapitalistisch.’ De niet-kapitalistische elementen in de omgeving en de resultaten van de pre-kapitalistische geschiedenis blijven van invloed.

Hoewel pre-kapitalistische ‘anti-slavernij-opstanden, boerenopstanden in de oude Aziatische productiewijze, boerenopstanden in de late Middeleeuwen’ en ‘de opstandige, machinebestormende arbeiders van het vroege kapitalisme’ tot mislukken gedoemd waren, leverden dergelijke gevechten ‘een geweldige traditie op van strijd- en organisatievormen en van revolutionaire gedachten, idealen, dromen en hoop waaruit de proletarische emancipatiestrijd voeding put’; zonder zulke voorgangers zou de ontwikkeling van de proletarische strijd veel moeilijker zijn. [11] De strijd tegen uitbuiting en onderdrukking had volgens Mandel zijn wortels in de menselijke antropologie; in ‘het sociale karakter van de arbeid, de sociale oorsprong van de communicatie en de onmogelijkheid zich daaraan te onttrekken zonder een hoge prijs te betalen’. [12]

Door de invloed van niet-kapitalistische elementen, historische factoren en de rol van sociale strijd te combineren, formuleerde Mandel een visie op de geschiedenis die zich afzette tegen deterministische opvattingen. Hoewel de langetermijnwetten van de kapitalistische accumulatie zich ‘achter de rug van het subject’ doen gelden, worden de gevolgen ervan erdoor beïnvloed. Op lange termijn zijn de ontwikkelingen in de klassenstrijd ‘ondergeschikt aan het ontwikkelingsniveau van de productiekrachten, aan de bestaande productieverhoudingen en aan de structuren van de grote sociale klassen’. [13] Maar de ‘historische noodzaak’ levert historische actoren geen specifieke conclusies op. De algemene wet laat zich veeleer gelden in bijzondere ontwikkelingen. [14] Het is temidden van de veranderende, bijzondere omstandigheden dat socialisten keuzes moeten maken en handelen. [15]

Gemiste kansen

Terugkijkend op zijn gesprek met Mandel in 1980 uitte Agnoli zowel bewondering als ergernis. Agnoli, wiens radicaal democratische ideeën een sterke invloed hadden gehad op de Duitse studentenbeweging, schreef dat Mandel zijn vragen kon beantwoorden op ‘nauwkeurige en overtuigende’ wijze. Agnoli schreef dit toe aan Mandels ‘politieke ervaring, zijn politiek activisme en vooral de nauwgezetheid van zijn denken en zijn brede historische kennis’. In de ogen van Agnoli was Mandels orthodoxie open in haar erkenning dat het proces van analyse van de wereld onvoltooid bleef, maar struikelde ze als ze haar kritiek niet uitbreidde tot de ‘parameters’ van de analyse zelf. [16] Het is waar dat voor Mandel het klassieke marxisme een apparaat leek waarmee alle nieuwe empirische gegevens konden worden geanalyseerd en geïnterpreteerd. In een kritische inleiding op een nieuwe editie van Mandel’s Inleiding tot het marxisme uit 1974 wees Daniel Bensaïd op ‘bepaalde stiltes’ in het werk waar dergelijke parameters ter discussie hadden moeten worden gesteld. [17]

Een daarvan was de onderdrukking en bevrijding van vrouwen. De jaren zeventig zagen een wereldwijde opkomst van de bewegingen voor vrouwenemancipatie. Op haar 11e wereldcongres in 1979 nam de Vierde Internationale een belangrijk programmatisch document over deze kwestie aan. In de teksten van Mandel neemt vrouwenonderdrukking echter op zijn best een marginale plaats in. De resolutie van 1979, ‘Socialistische revolutie en de strijd voor vrouwenemancipatie’, bespreekt de essentiële rol van onbetaald huishoudelijk werk van vrouwen bij het verlagen van de loonkosten en hoe het kapitalisme verdeeldheid in de arbeidersklasse uitbuit ‒ vooral in tijden dat de kapitaalaccumulatie vertraagt. [18]

In het voorgaande decennium neigde Mandel echter naar een opvatting van de arbeidersklasse waarin de positie van (mannelijke) kostwinners prioriteit kreeg. In een toespraak in 1968 definieerde hij het wezen van proletariër-zijn als een ‘gebrek aan toegang tot productie- of bestaansmiddelen’. Hierdoor wordt de arbeider gedwongen ‘zijn arbeidskracht te verkopen’, in ruil waarvoor hij ‘een loon ontvangt dat hem vervolgens in staat stelt de nodige consumptiemiddelen te verwerven om in zijn eigen behoeften en die van zijn gezin te voorzien’. [19] Deze definitie scheidde impliciet degenen die onbetaald werk verrichten, zoals ‘huisvrouwen’, van de arbeidersklasse.

De kapitalistische ontwikkeling houdt in dat een steeds groter deel van de totale bevolking afhankelijk is van de verkoop van hun arbeidskracht. Mandel dacht dat de arbeidersklasse in deze zin in omvang toenam, aangezien nieuwe lagen in de arbeidersklasse werden geïntegreerd terwijl kleinburgerlijke lagen zoals ambachtslieden en boeren afnamen. In 1968 was hij van mening dat de massa van de loonarbeiders ‘een steeds homogener proletariaat aan het worden was’. [20] Hij leek soms gehecht aan een vooruitgangsgeloof dat economische en politieke strijd door elkaar haalde en dat de sociologische ontwikkeling van het proletariaat zag uitmonden in de bevrijding ervan. Hun ‘objectieve omstandigheden’ zouden op ‘lange termijn’ de ‘loonarbeiders ertoe brengen zich collectief bewust te worden van de voortdurende vervreemding waaraan ze onderworpen zijn’. [21]

Maar de tendens tot homogenisering in de jaren zestig en begin jaren zeventig, aldus Daniel Bensaïd, was verre van onomkeerbaar, zoals bleek uit het neoliberale offensief; ‘de tendens tot homogenisering werd ondermijnd door het beleid van spreiding van arbeidseenheden, intensivering van de concurrentie op de internationale arbeidsmarkt, de individualisering van lonen en arbeidstijd, privatisering van vrije tijd en levensstijl, de methodische afbraak van sociale solidariteit en bescherming. ‘ [22] De uitbreiding van de vermarkting naar alle terreinen van het leven, de logica van het warenfetisjisme en de verdinglijking van sociale verhoudingen, processen die net zo structureel waren als de uitbreiding van de ‘proletarische conditie’ leidden tot versplintering, en de verdeling van de samenleving in antagonistische identiteiten. [23]

Hoewel Mandel dergelijke dynamieken had onderschat, was hij zich niet onbewust van tendensen die tegengesteld waren aan het proces van homogenisering. In Het Laatkapitalisme betoogde hij ‘dat de concentratie en centralisatie van kapitaal, de voortdurende stijging van de arbeidsproductiviteit en de verdringing van levende arbeid uit het productieproces als overheersende tendens wordt bemiddeld door voortdurende oplevingen van verstrooiing, nieuwe creatie van kleinere eenheden en dus ook van productie met een lagere arbeidsproductiviteit in subsectoren.’ [24]

Een andere ‘stilte’ die Bensaïd noemt is de kwestie van de ecologie. Het essay van Mandel uit 1973 over ‘Dialectiek van de groei‘ was eigenlijk een baanbrekende marxistische beschouwing over de tegenstelling tussen kapitalisme en ecologie. Mandel wees erop hoe het kapitalisme, met zijn strikt in de tijd beperkte referentiekader, een logica oplegt die de gevolgen op lange termijn negeert, natuurlijke goederen die niet in eigendom zijn omgezet als ‘gratis’ en wegwerpbaar behandelt en geen rekening houdt met de gevolgen van vervuiling.

Het artikel benadrukt echter ook de noodzaak van de groei van de productiekrachten en van de productiviteit van de arbeid. Bensaïd merkte op dat het ‘noodzakelijk is, op straffe van te vervallen in blind productivisme en ecologische onbezonnenheid, deze productiekrachten zelf aan een kritisch onderzoek te onderwerpen’. Mandel formuleerde drie principes als uitgangspunt voor een dergelijk kritisch onderzoek; er moet worden voorzien in de ‘primaire behoeften van alle mensen; er moet worden gezocht naar nieuwe en andere vormen van technologie die de reserves van schaarse natuurlijke hulpbronnen sparen en aanvullen; en de intellectuele vermogens van iedereen moeten worden ontwikkeld.’ [25]

Een nieuw tijdperk

In de jaren zeventig was Mandel hoopvol gestemd over mogelijke revolutionaire ontwikkelingen in Spanje en vooral Portugal. De Portugese revolutie van 1974/75 kwam waarschijnlijk het dichtst bij Mandels visie op een socialistische revolutie. [26] In perioden van opkomende klassenstrijd en beweging ‘van onderop’, zou volgens Mandel de arbeidersklasse haar eigen vormen van zelforganisatie ontwikkelen. Naarmate de arbeidersklasse de bureaucratische structuren van de arbeidersbeweging zou verlaten of mogelijk zou hervormen, zou ze nieuwe ervaringen opdoen en nieuwe antwoorden formuleren. In de visie van Mandel zou een kleine revolutionaire groep op zo’n opkomende golf kunnen ‘surfen’ en in kracht toenemen. [27] Mandels meest creatieve periode volgde op de radicalisering van 1968. Zijn beroemde optimisme in die tijd was deels het product van een tegenstelling die hij bij Trotski had opgemerkt, tussen de taak van de analist en die van de organisatorische en politieke leider. Terwijl de taak van de eerste statisch is, is het werk van de laatste een ‘dynamische poging om de situatie te deblokkeren en te veranderen’. [28]

Mandel had moeite zich aan te passen aan de neergang van de sociale strijd vanaf eind jaren zeventig. De massaprotesten in de Duitse Democratische Republiek in 1989 boden kortstondig nieuwe hoop. Maar de protesten eindigden met het opslokken van de DDR door West-Duitsland. Toen de drager van Mandel’s revolutionaire hoop, de klassieke arbeidersbeweging, in verval raakte, worstelde hij om zijn optimisme te behouden en waarschuwde hij voor de gevaren als het kapitalisme niet werd overwonnen: ecologische ineenstorting, massale honger en hongersnood, kernoorlog, een ineenstorting in barbarij. De historische keuze was barbarij of socialisme, en socialisme was niet gegarandeerd.

Het is tragisch dat Mandel, die zo hard voor socialistische verandering had gestreden, in 1995 is overleden, op het hoogtepunt van de neoliberale hegemonie. Vijf jaar eerder schreef Mandel dat de crisis van het socialisme ‘vooral een crisis van de geloofwaardigheid van socialistische ideeën’ was. ‘Vijf generaties socialisten en drie generaties arbeiders werden gedreven door de diepe, onwrikbare overtuiging dat socialisme mogelijk en noodzakelijk was’; ‘de huidige generatie is er niet langer van overtuigd dat dit mogelijk is.’ [29]

Dit was voor Mandel in wezen het resultaat van een crisis in ‘de praktijk van de socialisten’, van de mislukkingen en misdaden die in naam van het socialisme zijn begaan. Mandel betoogde in 1992 op een bijeenkomst van het Forum van São Paulo dat ‘de praktijk van socialisten en communisten volledig in overeenstemming moet zijn met hun beginselen. We mogen geen enkele vervreemdende of onderdrukkende praktijk rechtvaardigen. We moeten in de praktijk waarmaken wat Karl Marx de categorische imperatief noemde: strijden tegen alle omstandigheden waarin mensen vervreemd en vernederd worden. Als onze praktijk in overeenstemming is met deze imperatief, zal het socialisme opnieuw een onoverwinnelijke politieke kracht worden.’ [30]

Mandel hield altijd vast aan een klassieke interpretatie van het socialisme, ‘als een maatschappij gebaseerd op de ”directe vereniging van producenten” die hun eigen oordeel zouden gebruiken bij het organiseren van productie en distributie.’ [31] Zijn visie op het socialisme was humanistisch: een maatschappij die de volledige ontwikkeling van ‘de menselijke persoonlijkheid van allen mogelijk zou maken, mensen tegelijkertijd beschouwend als individuen en als sociale wezens’. [32]

Mandel’s hoop op zo’n toekomst is gebaseerd op wat hij noemde ‘de vonk van rebellie’ die mensen altijd in opstand heeft gebracht tegen onderdrukking en vervreemding. [33] De taak van socialisten is om de vonk te laten uitgroeien tot een vlam door al zulke opstanden te steunen en een weg naar een alternatief te presenteren. Die taak is niet veranderd. In een andere historische periode helpt Mandel’s nalatenschap in schrijven en activisme ons bij het zoeken naar een nieuwe weg voorwaarts.

Noten

1] Mandel’s biograaf Jan Willem Stutje schrijft dat Henri Mandel losgeld betaalde en dat Ernest’s ‘gedurfde vlucht wellicht in scène is gezet door agenten die wilden voorkomen dat ze ondervraagd zouden worden’. Jan Willem Stutje, Ernest Mandel, Rebel tussen droom en daad.

2] Ernest Mandel, Marxist Economic Theory (Londen, 1977), p. 18.

3] Ernest Mandel, Johannes Agnoli, Offener Marxismus. Ein Gespräch über Dogmen, Orthodoxie und die Häresie der Realität (Frankfurt, 1980), p. 7.

4] Antonio Gramsci, Selections from the Prison Notebooks (Londen, 1978), p. 438.

5] Ernest Mandel, ‘De Grote Staking: vijf jaar later‘, La Gauche nr. 49, 1965.

6] Manuel Kellner, Gegen Kapitalismus und Bürokratie ‒ zur sozialistische Strategie bei Ernest Mandel (Köln, 2009), p. 152.

7] Makoto Itoh, ‘Ernest Mandel on long waves and socialism’, Review of International Political Economy, Vol. 4, No. 1 (Spring, 1997), pp. 248-255, aldaar p. 249.

8] Ernest Mandel, ‘The Economics of Neo-Capitalism‘, Socialist Register, vol.1, 1964, pp. 56-67.

9] Ernest Mandel, Mercantile Categories in the Period of Transition (1964).

10] Daniel Bensaïd, An impatient life (Londen, 2013), p. 79, 259.

11] Ernest Mandel ‘Emancipation, science and politics in Karl Marx‘ (1983).

12] Ernest Mandel, ‘Die Dialektik von Produktivkräften, Produktionverhaltnissen und Klassenkampf neber Kategorien der Latenz und dus parametrischen Determinismus in der materialistischen Geschichtsauffassung’, in Die Versteinerten Verhältnisse zum Tanzen bringen (Berlijn, 1991), p. 101.

13] Ernest Mandel, ‘Die Dialektik von Produktivkräften, Produktionverhaltnissen und Klassenkampf’, p. 104.

14] Daniel Bensaïd, La discordance des temps: Essais sur les crises, les classes, l’histoire (Parijs, 1995), p. 60.

15] Mandel, ‘Die Dialektik von Produktivkräften, Produktionverhaltnissen und Klassenkampf’, p. 101.

16] Mandel, Agnoli, Offener Marxismus, p. 148.

17] Daniel Bensaïd, ‘Thirty years after: A critical introduction to the Marxism of Ernest Mandel’, in Bensaïd, Strategies of Resistance & Who are the Trotskyists? (Londen, 2009), p. 156.

18] Penelope Duggan (red.), Women’s Liberation and Socialist Revolution: Documents of the Fourth International (Amsterdam, 2001), pp. 20-95.

19] Ernest Mandel, ‘Workers under neo-capitalism’, in: Mandel, The Revolutionary Potential of the Working Class (New York, 1974), pp. 13-29, aldaar p. 13.

20] Mandel, ‘Workers under neo-capitalism’, p 20.

21] Ernest Mandel, Late Capitalism (Londen, 1972), p. 586.

22] Bensaïd, Thirty Years After, p. 164.

23] Daniel Bensaïd, Le Sourire du spectre: Nouvel esprit du communisme (Parijs, 2000), hoofdstuk 3.

24] Kellner, Gegen Kapitalismus und Bürokratie, p. 433.

25] Ernest Mandel, ‘The dialectic of growth‘ (1973).

26] Kellner, Gegen Kapitalismus und Bürokratie, p. 434.

27] Kellner, Gegen Kapitalismus und Bürokratie, p. 405-6. De metafoor van een revolutionaire groep die ‘surft’ op de golven van de klassenstrijd komt uit François Vercammen, ‘Ernest Mandel en de revolutionaire capaciteit van de arbeidersklasse‘.

28] Mandel, Revolutionary Marxism Today (Londen, 1979), p. 11.

29] Ernest Mandel, ‘Zur Lage und Zukunft des Sozialismus’, in Gilbert Achcar (red.) Gerechtigkeit und Solidarität. Ernest Mandels Beitrag zum Marxismus (Keulen, 2003), p. 235.

30] Ernest Mandel, ‘Socialism and the future‘ (1992).

31] Catherine Samary, ‘Mandels opvattingen over de overgang naar het socialisme’, in Gilbert Achcar (red.) The Legacy of Ernest Mandel (Londen, 1999), p. 153.

32] Ernest Mandel, ‘The dialectic of growth‘ (1973).

33] Mandel, ‘Emancipation, science and politics in Marx‘.

– Uitgelichte afbeelding: Door Eric Koch voor Anefo – http://proxy.handle.net/10648/aba2eb04-d0b4-102d-bcf8-003048976d84, CC0, https://commons.wikimedia.org/w/index.php?curid=73688911