De clou van Oktober: Rusland, 1917 en verder

Over de Russische Revolutie van 1917 worden vele verhalen verteld. Hetzelfde geldt voor de consequenties van die revolutie, en voor het regime dat er haar legitimatie aan ontleende. Sommige van die verhalen komen van anarchisten die er – als deelnemers, als sympathisanten en als scherpe critici van de ontwikkelingen – veel waardevols over hebben te zeggen. En de relevantie van die anarchistische verhalen is bepaald niet louter historisch. Wat volgt is een poging tot zo’n verhaal.
(….)
De revolutie kwam op gang met stakingen van textielarbeidsters in Petrograd (zoals St Peterburg intussen was genoemd) op Internationale Vrouwendag, 8 maart (23 februari volgens de toen in Rusland gangbare datering, vandaar Februari-revolutie). Meteen al tienduizenden stakers, en de volgende dag nam dat aantal sterk toe. Binnen enkele dagen was in de hoofdstad Petrograd een algemene staking op gang gekomen. Arbeiders eisten brood en meteen ook een einde aan de oorlog. Al snel voegden ze de val van de Tsaar aan hun verlanglijst toe. De Tsaar stuurde troepen: bereden eenheden van Kozakken, die demonstranten terugdreven maar al snel amper moeite deden om te voorkomen dat betogers onder de paarden door glipten en de linies doorbraken. Zulke enthousiaste ordehandhavers waren de voorheen loyale Kozakken al snel niet meer. Andere militaire eenheden schoten echter met scherp op betogers. Maar daarvan waren er al snel zoveel dat het gezag de greep over de binnenstad verloor. Politieagenten schoten vanaf daken op revolutionaire menigten. Revolutionairen openden de jacht op zulke agenten en sloegen ze zonder pardon dood. De opstandige mensenmassa’s zagen de politie als onverzoenlijke vijanden, en daar had de politie het naar gemaakt.

Diezelfde menigten nodigden tegelijk de soldaten – mensen zoals zijzelf, maar dan in uniform – uit om de onderdrukking te staken. Dat gebeurde. Een eerste poging tot muiterij werd nog neergeslagen, maar een aantal muiters ontsnapte aan de onderdrukking en verspreidde het vuur. Al snel hadden hele regimenten de kant van de opstand gekozen. De menigten op straat waren nu dus bewapend, en ondergeschikt aan niets en niemand behalve zichzelf. ‘Er was aan de kant van het volk niemand die echt de leiding had’, aldus historicus Orlando Figes. ‘De socialistische partijen waren allemaal totaal verrast, hun belangrijkste leiders zaten in ballingschap of in de gevangenis en al deden hun aanhangers volop mee aan de protesten, die werden niet aangestuurd door het partijkader. De straat bracht zijn eigen leiders voort: studenten, arbeiders, kadetten en onderofficieren, socialisten die nooit met hun naam in de geschiedenisboeken zijn beland. (…) het was alsof de mensen op straat plotseling met elkaar verbonden waren door een enorm netwerk van onzichtbare draden. En dat bracht hun de overwinning.(….)

(Lees verder bij de bron van dit artikel)

Via:: ravotr