Commissie legt grove tekortkomingen bloot in de wijze waarop Israels leger misdaden onderzoekt

Rechter Jacob Turkel overhandigt deel II van het rapport van de naar hem genoemde commissie aan Netanyahu.
Rechter Jacob Turkel overhandigt deel II van het rapport van de naar hem genoemde commissie aan Netanyahu.

Deze week overhandigde de Turkel-commissie Deel II van haar rapport aan de Israelische premier Netanyahu. De Turkel commissie – weten we het nog? – was ingesteld om het optreden van de Israelische marine tegen het Turkse schip Mavi Marmara in mei 2010, waarbij negen Turken werden doodgeschoten,  te onderzoeken. Of –  beter gezegd: wit te wassen.

Dat leidde tot een volstrekt ongeloofwaardig en belachelijk rapport.
Maar nu is de commissie met deel II van haar rapport op de proppen gekomen. Dit deel gaat over de Israelische procedures bij het houden van onderzoeken naar strafbare feiten gepleegd door de politieke leiders of het leger. En ditmaal zijn er redenen om het rapport wel een beetje serieus te nemen. Niet zozeer omdat de Israelische regering de niet-bindende aanbevelingen straks zal gaan opvolgen (dat zal vrijwel zeker niet het geval zijn), maar omdat die aanbevelingen precies datgene blootleggen wat er aan de procedures in Israel mankeert.

Om te beginnen beveelt de commissie aan dat de Israelische wetgeving in overeenstemming moet worden gebracht met de internationale wetgeving omtrent wat oorlogsmisdaden zijn. En wel zo dat dat militaire commandanten, maar ook burgerlijke politieke leiders, ter verantwoording geroepen kunnen worden voor onder hun verantwoordelijkheid begane oorlogsmisdaden, en eventueel ook voor het in gebreke blijven van het voor de rechter brengen van de schuldigen aan die oorlogsmisdaden. De commissie erkent hiermee dus impliciet dat de Israelische wetgeving op dit punt tekort schiet.

Vervolgens levert het rapport – voor het grootste deel indirect – scherpe kritiek op de procedures voor onderzoek naar incidenten waarbij Palestijnen in bezet gebied worden gedood of gewond raken. De commissie wijst erop dat jaren geleden al door het Israelische opperbevel een order was uitgevaardigd dat Palestijnse slachtoffers moesten worden gemeld, maar dat deze order nooit is nageleefd. Volgens de Turkel-commissie dienen die incidenten (ook die waarbij Palestijnen gewond raken en ook als het gaat om incidenten waarbij de grenspolitie betrokken is) vanaf nu te worden gemeld. Vervolgens dient bewijsmateriaal van wat er gebeurd is te worden bewaard. En tenslotte moeten ook andere getuigen worden gehoord dan de militairen zelf.

Met deze opmerkingen maakt de Turkel-commissie duidelijk dat onderzoeken door het leger in wezen niets voorstellen: blijkbaar wordt er geen bewijsmateriaal verzameld en blijkbaar worden alleen de soldaten die bij het incident waren betrokken gehoord, terwijl omstanders – laat staan Palestijnse getuigen – in het geheel niet aan bod komen. Voor diegenen die volgen hoe weinig van dit soort gevallen ooit voor de rechter komen, is dit geen nieuws. Maar het is prettig dat een officiële Israelische commissie het eindelijk ook eens bevestigt. Amos Harel citeert in dit verband in de krant Haaretz een hoge (ex)-militair die zegt dat zo’n militair onderzoek vrijwel onbegonnen werk is: ‘Als je een kwartier later te plekke bent kun je het al vergeten, dan hebben de commandant en de soldaten hun versies met elkaar in overeenstemming gebracht. De kans is dan groot dat je dan nooit te weten zult komen wat er is gebeurd.’  

De opmerkingen van de commissie op dit punt zijn dus nuttig. Turkel c.s. bevelen ook aan een speciale task force met dit soort onderzoeken te belasten en ze niet door het legeronderdeel zelf te laten doen, al gaan zij niet zover aan te bevelen de onderzoeken door een meer onafhankelijke instantie buiten het leger te laten verrichten.

Aangaande verhoorprocedures door de Shin Bet (de binnenlandse veiligheidsdienst) heeft de commissie ook een belangrijke aanbeveling: namelijk om alle verhoren vast te leggen op videotape. Waar het gebrek aan dit soort vastlegging an verhoren toe leidt of leiden kan is natuurlijk duidelijk genoeg. Maar ook de kans dat deze aanbeveling wordt opgevolgd lijkt niet echt groot.
Tenslotte doet de commissie aanbevelingen omtrent de onafhankelijkheid van de Militaire Advocaat Generaal, degene die eventueel strafprocedures aanhangig maakt tegen onwettig optreden van militairen (wat dus in de huidige praktijk vrijwel niet voorkomt). Hij moet volgens de commissie worden benoemd door de minister van Defensie en niet (zoals nu) door de stafchef van het leger, zijn rang moet vaststaan (zodat hij niet meer afhankelijk van de legertop is voor promotie) en hij moet opereren onder verantwoordelijkheid van de (burgerlijke) hoogste chef van het Openbaar Ministerie.

De commissie kwam tot deze aanbevelingen na onder meer overleg met NGO’s zoals B’tselem (dat zijn tevredenheid uitsprak over de aanbevelingen).

De commissie bestond uit de voormalige opperrechter Jacob Turkel, reserve generaal-majoor Amos Horev, de voormalige directeur-generaal van het ministerie van Buitenlandse Zaken Reuven Merhav, en de jurist professor Miguel Deutch van de universiteit van Tel Aviv 

Ook waren er twee buitenlandse waarnemers in de commissie de vroegere Noord-Ierse premier David Trimble, and het vroegere hoofd van de juridische dienst van het leger van Canada, Ken Watkin. Deze laatste werd later vervangen door de Australische professor Timothy McCormick, die ook optreedt als speciale adviseur op het gebied van het de Internationale Mensenrechtenwetgeving van Luis Moreno-Ocampo, de openbare aanklager van het Internationale Strafhof in Den Haag.

 

Verscheen eerder bij abu-pessoptimist. Auteur: Martin Hijmans.