Brabsilia verwijst qua naam inderdaad naar de hoofdstad van Brazilië. Het plan voor deze nieuwe Brabantse stad is ontstaan op grond van meerdere redenen, waarbij klimaatverandering een belangrijke rol speelt. De directe aanleiding is COP26, de jaarlijkse grote, mondiale klimaatconferentie die tussen 31 oktober en 12 november 2021 in Glasgow plaatsvond.
COP26
Met betrekking tot deze COP26 waren de verwachtingen op het bereiken van reductie van CO2-uitstoot niet al te hoog gespannen. Weinig hoop voor de top van de allerlaatste kans, luidde de kop van een artikel erover. Als je verwacht dat er een klimaatcatastrofe aankomt, is de alarmerende titel wel terecht. Zo is een alarmerend teken aan de wand dat de Chinese president Xi Jinping niet lijfelijk aanwezig was op de top. China is op dit moment de grootste uitstoter van CO2, voornamelijk omdat de economie groeit in het volkrijkste land ter wereld. In een schriftelijke verklaring beloofde Xi weliswaar het gebruik van steenkool in China drastisch terug te zullen brengen, opdat het land in 2060 klimaatneutraal is, desalniettemin gaat China vooralsnog gewoon door met het openen van tientallen nieuwe kolencentrales. In Welkom warmere wereld heb ik twee jaar terug aandacht besteed aan deze enerzijds-anderzijds houding van onder andere China. Alarmerend doemdenken met betrekking tot het klimaat is evenwel subjectief. Zo noteerde ik goed een jaar geleden in Dinosauriërs en hun klimaat: ‘Als Groenland groen wordt, komt er een flink areaal bewoonbaar land bij. Groenland heeft een oppervlakte die ongeveer gelijk is aan de Benelux + Groot-Brittannië + Ierland + Duitsland + Frankrijk + Italië + Spanje + Portugal.’ Natuurlijk omvat klimaatverandering meer aspecten dan alleen de omvang van flora en fauna te land maar dit weegt zeker zwaar. Dat wil uiteraard niet zeggen dat er geen streken zijn die flinke nadelen zullen ondervinden: een groot deel van Nederland kan onder water komen te staan.
Laag Nederland
De tijd dat Laag Nederland zal onderlopen, ligt evenwel nog veraf. Bepaalde plekken in de huidige Flevopolders liggen zo’n vijf meter beneden NAP. Dit voorbeeld illustreert simpel dat een paar meter zeespiegelstijging voor Holland op te vangen is. Vooralsnog hoeven Hollanders niet te vrezen voor navolging van het lot van de Doggerlanders. Maar de strijd tegen stijgend water in combinatie met waarschijnlijk perioden van zwaardere regenval dan tot op heden gewoon is, maakt het onderhoud van de infrastructuur van Holland steeds lastiger. Onze (recente) voorvaderen hadden de problematiek in de gaten en reageerden er bijvoorbeeld op met de Nota inzake de Ruimtelijke Ordening (1960). Daarin werd gesteld dat er in het westen van Nederland een open middengebied moest komen, het Groene Hart, en daaromheen stedelijk gebied in de ‘Randstad’. Mooie woorden ontbraken niet zoals dat het plan ‘recreatiemogelijkheden voor de miljoenen bleekneuzen in de stad verschafte.’ Maar een zwaarwegende reden was dat de bodemstructuur van het Groene Hart de bouw van een grote stad en het onderhoud ervan daar tot een kostbare aangelegenheid zou maken. Hierbij vormt vooral inklinking van de bodem in bepaalde delen van de Randstad, dus ook in het Groene Hart, een aanzienlijk probleem. Inklinking kan vertraagd worden door de grondwaterstand zo hoog mogelijk te houden. Maar zo’n hoge grondwaterstand rijmt slecht met stedelijke infrastructuur. Nu al is er een enorme lappendeken van verschillende grondwaterstanden voor allerlei soorten gebieden met diverse functies in Holland. De hoge kosten met zich meebrengende slappe bodemstructuur in de Randstad wringt zo met de vraag naar woningen in het economische en culturele zwaartepunt in Nederland.
Woningbouw
Daarbij komt dat de grote vraag naar woningen de prijzen van onroerend goed de laatste tijd de pan doet uitrijzen, hoewel die krapte momenteel weliswaar andere oorzaken heeft dan de geologische gesteldheid van Holland. De situatie op de woningmarkt dwingt echter tot bouwen. Maar waar? In plaats van op allerlei plekken hapsnap stukjes bij te bouwen bestaat er ook de mogelijkheid dat te doen op basis van een doortimmerd plan, met referentie aan de tijd dat Nederland nota’s met visie over ruimtelijke ordening produceerde. Brabsilia poogt zo’n plan te behelzen dat voorkomt dat de stad op lange termijn onder water komt te staan, dat de last van de zompige Hollandse bodem ondervangt en dat royale groeimogelijkheden voor de stad in zich bergt. Tenslotte bouw je een stad (of een uitbreiding ervan) in principe voor eeuwenlang gebruik en is die niet iets waarmee je snel scoort met de blik op verkiezingen.
Groeistad
Een stad op een plek die met het oog op een veranderend klimaat aan genoemde voorwaarden voldoet, kan op de hogere zandgronden van Nederland komen. Ervaringen uit het verleden geven aan dat een uitbreiding van een willekeurige stad zonder doordacht idee erachter matig werkt. Zo werden in de Vierde Nota Ruimtelijke Ordening (1988) groeisteden aangewezen. Dit zijn steden buiten de Randstad die mensen en bedrijven moesten aantrekken. Voorbeelden zijn: Amersfoort; Breda; Groningen; Zwolle. Die steden zijn zeker wel gegroeid maar niet in de mate die er van verwacht werd. Daarentegen is Almere wel enorm gegroeid. De kwestie is dat er een trekfactor nodig is om bedrijven en mensen aan te trekken. Zo werkt een plaats tot functionerende hoofdstad van een land maken gewoonlijk vanwege alle ministeries en aanverwante instituten die erbij horen (Brasilia of Nusantara bijvoorbeeld). Een andere trekfactor is een goed gelegen haven. Zo is in Zuid-Afrika Richardsbaai vrij recent, in de jaren zeventig van de vorige eeuw, geschikt gemaakt als diepwaterhaven en dit is tegenwoordig de grootste haven van Zuid-Afrika.
Watersnoodramp
In Nederland is er ook zo’n plek waar prima een nieuwe haven ontwikkeld zou kunnen worden. Op het eerste gezicht lijkt het vreemd want is in Nederland niet alles al bedacht? Maar als gevolg van een natuurramp, de Watersnoodramp van 1953, is een cascade aan veranderingen in het Zeeuwse teweeggebracht. Als reactie op de ramp werden de Deltawerken uitgevoerd. Een onderdeel ervan en tevens ten behoeve van onder meer de scheepvaartverbinding tussen Schelde en Rijn kwam in 1986 de Oesterdam gereed en werd het Schelde-Rijnkanaal getijdenvrij. Daarmee ontstond er een belangrijke verbinding voor de binnenscheepvaart, die voorheen maar beperkt gebruik kon maken van de woelige wateren van de Ooster- en Westerschelde. Een en ander biedt mogelijkheden. Zo zouden nu in het Zeeuwse Rilland-Bath diepzeehavens ontwikkeld kunnen worden waarbij vracht prima zowel naar het noorden en naar het zuiden gaat via de Rijn-Scheldeverbinding en naar het oosten over land naar inmiddels het industriële zwaartepunt van Nederland in Noord-Brabant. Zo’n extra haven maakt van de Nederlandse Noordzeekust iets van een Kalverstraat voor schepen, waarbij bepaalde havensteden zich meer kunnen specialiseren op vrachtsoorten, wat het gehele netwerk van havens weer aantrekkelijker maakt.
Zandgronden
Ten oosten van de havens op de zandgronden van Noord-Brabant zou Brabsilia dan tot stand kunnen komen. Of dat iets noordelijker richting Bergen op Zoom of iets zuidelijker richting Ossendrecht is, doet er voor het idee minder toe. Van belang is dat de bouw er op hoger gelegen land dan de drassige bodem van Laag Nederland gebeurt. En nogmaals: er is het bijkomende voordeel van de lagere bouwkosten en lagere onderhoudskosten van infrastructuur op zandgronden. Bovendien zou Brabsilia als het ware een zusterstad van Antwerpen zijn, waardoor ze meteen ook al snelle bereikbaarheid tot een groot aanbod aan cultuur biedt.
Pingback: Klimaat Website: Brabsilia: een stad met het oog op het klimaat in de toekomst | Klimaat Website