Arthur Scargill of wat niet te doen

Wat te doen, en wat niet? Deze vraag stelde collega Arnold van der Kluft recentelijk. Over de prioriteit van wat links wel te doen staat, bericht ik frequent en dat is internationale solidariteit versterken. De redenen ervoor zijn zo evident dat zelfs liberaal Paul De Grauwe die niet verbloemt. In Het huidige nationalisme is een paradox is hij onlangs uitgebreid geciteerd. En VNO/NCW achter afschaffen dividendbelasting geeft een nieuw voorbeeld van de gevolgen van het gebrek aan genoemde samenwerking. Het ligt voor de hand meer te benadrukken wat wel dan wat niet gedaan zou moeten worden. Maar misschien kan het geen kwaad af en toe fouten van links uit het verleden aan de kaak te stellen. Ditmaal richt ik me op een aspect van wat niet te doen.

Scargill
Het was in de begintijd van de opmars van het neoliberalisme. In het Verenigd Koninkrijk had Margaret Thatcher haar tweede verkiezingszege in vervroegde verkiezingen behaald op de golven van nationale trots na de Falklandoorlog. Gesterkt door haar populariteit begon ze een volgende ‘oorlog’, een interne in Groot-Brittannië tegen de mijnwerkers. De verlieslijdende kolenmijnen moesten sluiten. Haar meedogenloze aanpak pikten mijnwerkers niet. Het plan zou duizenden banen kosten, naar schatting 100.000 van de 184.000, en hele streken in armoede dompelen. Om de mijnen open te houden begonnen mijnwerkers onder leiding van vakbondsleider Arthur Scargill in maart 1984 de langste grote staking die Groot-Brittannië ooit zou kennen. Onder de stakers was de onderlinge steun vaak ongelooflijk. Desondanks was de staking een jaar later verloren. De uitkomst van het conflict bepaalde lange tijd de politieke machtsverhoudingen in Groot-Brittannië en had invloed op de kracht van vakbewegingen in West-Europa. Nog sterker dan voorheen kregen arbeiders overal keiharde confrontaties te verduren.

Scargill gaat na zijn nederlaag nog door met de strijd. In 1996 richtte hij de Socialist Labour Party (SLP) op. Een belangrijk programmapunt van de partij is heropening van de steenkolenmijnen. De ophef over klimaatopwarming doet hem niets; nog steeds moeten de mijnen open volgens de SLP. In de verkiezingen van 2017 haalde de partij in heel Groot-Britannië 1154 stemmen.

Dan had sociaaldemocraat Joop den Uyl in Nederland de zaken slimmer aangepakt vanuit links perspectief. Al halverwege de jaren zestig had hij aangekondigd dat de Nederlandse mijnen zouden sluiten. Zijn belofte erbij was dat er geen mijn dicht zou gaan voordat iedereen vervangend werk had gevonden. Weliswaar gebeurde dat uiteraard niet, maar hij zorgde in ieder geval gedeeltelijk voor vervangend werk door bedrijven met subsidies naar Limburg te lokken.

Creatieve destructie
De moraal van het verhaal is dat behoud van specifiek werk geen optie is voor links. Natuurlijk is werkgelegenheid een belangrijk links agendapunt. Maar het gaat om het totale plaatje. Laat ik het begrip creatieve destructie in dit kader maar eens van stal halen. Bepaald werk, zoals dat van de steenkolenmijnwerkers, past op een gegeven moment niet meer in de ontwikkelingen, wegens economische rendabiliteit of wegens milieuoverwegingen. Zo hadden de economieën in het voormalig Oostblok ook veel last van het streven naar behoud van werk. Ter wille van werkgelegenheid kregen noodzakelijke moderniseringen hun beslag niet. Op de Leninwerf in Gdansk, de scheepswerf waar de vrije vakbond Solidarność in 1980 was opgericht, werkten 12.000 arbeiders ten tijde van de val van de Muur in 1989. Nu lijdt de scheepswerf al jaren verlies en vecht voor haar overleving, net zoals veel grote scheepswerven deden in de afgelopen decennia in Europa en het meestal niet bolwerkten. Zo gaat dat. Staatssteun is uitgesloten door de EU. Het verbod op staatssteun door een land is eerlijk gezegd een van de pluspunten van de EU.

1 gedachte over “Arthur Scargill of wat niet te doen”

  1. Pingback: Arthur Scargill, verliezer van de geschiedenis | Krapuul

Reacties zijn gesloten.