Marx is niet out maar aan een creatief herdenken toe. Dat doet ook cultuurfilosoof Robrecht Vanderbeeken. In het spoor van Gramsci kijkt hij met een kritische blik naar een stukje van de ‘bovenbouw’ van onze neoliberale maatschappij. Hij schetst niet alleen een somber beeld van de huidige vermarkting van kunst en cultuur, maar wijst ook op het belang van cultuurstrijd. Er is hoop, ook in bange dagen. Dit boek biedt denkstof om de omslag van Grote Aanvaarding naar collectieve strijdvaardigheid te maken.
Robrecht Vanderbeeken heeft het in de drie forse hoofdstukken van zijn boek over kunst en cultuur in tijden van neoliberalisme. Daarover valt heel wat te zeggen zeker dan als je zoals de auteur theorie en praktijk in een hand verenigt: als filosoof, maar ook curator, dramaturg en organisator van videosalons en nog veel meer. De auteur hanteert in zijn analyse zowel de tele- als de groothoeklens. Hij kent het wereldje van binnenuit, maar geeft ook de maatschappelijke context aan waarbinnen de kunstenaar opereert.
In deel een ‘De cultuurstrijd’, niet toevallig een begrip bij Antonio Gramsci, analyseert hij de dominante trend tot vermarkting van kunst en cultuur. Hij sluit aan bij de analyse van cultuurfilosoof Pascal Gielen, die in plaats van over neoliberalisme liever over repressief liberalisme spreekt omdat deze ideologie vrijheid en democratie tegenwerkt, waarden die ze nochtans belooft te dienen. Bij de keuze voor vermarkting bezorgt het beleid elke openbare sector meer kosten en meer inefficiëntie. Dat is een eerste fnuikende tendens.
(Lees verder bij de bron van dit artikel)
Via:: dewereldmorgen.be