Onderstaand bericht verscheen eerder op de website van Bart Voorzanger.
Als een confessionele school van een niet-geestverwante leerling of docent eist dat die haar identiteit verhult, en een van beide islamitisch is, leidt dat tot hoon. Wie die hoon over zich heen krijgt, hangt ervan af wie van beide islamitisch is.
Ooit baarde Fenny Brinkman opzien met haar boek Haram, waarin ze vertelde over haar ervaringen op een islamitische school. Ze was uit idealisme en vol respect voor de islam gaan lesgeven op een school die haar als goede juf hard nodig had, en enthousiast verwelkomde, maar die gaandeweg steeds nadrukkelijker bleek te eisen dat Brinkman zich gedroeg als de orthodoxe moslima die ze nu eenmaal echt niet was. Haar boek werd met verontwaardigd medeleven ontvangen.
Ik herkende er wel wat in. Toen de voorzitter van de Siba me in 2003 aannam als zij-instromer was ook ik van harte welkom. Ik vroeg wat er vanwege de identiteit van de school van mij gevraagd werd. Respect voor de islam, meer niet, was het antwoord. Maar respect bleek toch vaak wel in te houden dat ik me net iets anders voordeed dan ik was en dat ik mijn andersdenkendheid wel wat verhulde, al gingen de eisen minder ver dan die waaronder Brinkman leed.
Een islamitische vriend van mij las Haram en vroeg zich af waar al die opwinding vandaan kwam. Als je op een islamitische school gaat werken, houd je je aan de regels die daar gelden, en als je dat niet kunt opbrengen, even goede vrienden, maar dan hoor je daar niet thuis. En die reactie snap ik wel. ’t Probleem was alleen dat Brinkman die regels pas leerde kennen toen ze al lang en breed aan het werk was.
Een goede les voor scholen die andersdenkend personeel aannemen: leg ze vooraf in detail uit wat er van ze verwacht wordt. Een goede les ook voor zulk personeel: verdiep je vooraf in de mores van je potentiële werkgever. Een bedrijfsongeluk als de door Brinkman beschreven tragedie is in feite een kinderziekte. Confessionele scholen hadden voorheen zoveel moeite niet hun personeel uit eigen kring te halen. Islamitische scholen hadden zeker aanvankelijk en deels nog altijd, die moeite wel. En helaas merk je dan pas gaandeweg welke problemen dat met zich brengt.
Aan die kwestie moest ik denken toen ik las over het Don Bosco College te Volendam. ’t Is een katholieke school. En waar islamitische scholen hun staf niet rond krijgen zonder niet-islamitisch personeel aan te nemen, krijgen katholieke (en andere christelijke) scholen hun lokalen niet vol zonder niet-christelijke leerlingen. Zolang die ongelovigen lauwe iets- of nietsisten zijn die ’t allemaal wel best vinden, is dat zo’n probleem niet, maar als die andersdenkende leerlingen zelf een geloof hebben dat ze enthousiast belijden of ouder wordend gáán belijden, wordt het lastig. En dat gebeurde hier: een aantal islamitische meiden besloot nu ze wat ouder werden toch eens een hoofddoek te gaan dragen omdat hún geloof dat van ze vraagt (ik weet het, er zijn moslims die daar heel anders over denken, maar die verscheidenheid hoort bij religie). De school wilde daar even over denken en besloot uiteindelijk dat het niet zou mogen. De schoolregels verboden het dragen van petten en andere hoofd- (en gezicht-) bedekking, en daarop kon een katholieke school voor islamitische meiden geen uitzondering maken.
Een van die meiden ging naar de Commissie Gelijke Behandeling die oordeelde dat de school een verboden onderscheid op grond van godsdienst maakte. Die uitspraak leidde tot fors gemor in commentator- en columnistenland. ’t Was toch te zot voor woorden dat een school van zijn leerlingen niet mocht eisen dat ze zich aan de regels hielden en zich aanpasten aan de identiteit van hun onderwijsinstelling!?
De betrokken leerlinge intussen stapte naar de rechter om opheffing van het hoofddoekverbod af te dwingen, maar die ging daar niet in mee. De school had inderdaad een onderscheid op grond van godsdienst gemaakt maar hij had als confessionele instelling het récht zo’n onderscheid te maken. En daar heeft de rechter gelukkig helemaal gelijk in.
En nu?
Zoals te verwachten was krijgen moslims weer eens flink de wind van voren. ’t Moet maar eens uitzijn met dat hoofddoekengedoe, met dat altijd weer voorrechten eisen, met al die pogingen de maatschappij naar hun normen ingericht te krijgen; lees bijvoorbeeld Ephimenco in de Trouw van 7 april 2011.
En dan is het misschien toch goed om even te bedenken dat de leerlinge die niet gedwongen wil worden te doen alsof ze iemand anders is, in wezen in hetzelfde schuitje zit als Fenny Brinkman zat toen ze haar Haram schreef – een boekje dat diezelfde Ephimenco destijds enthousiast huiverend las: het schuitje van de niet-geestverwant die wordt welkom geheten omdat de school zonder haar wel kan sluiten, maar die er tegelijkertijd niet echt zijn mag. ’t Enige verschil is dat de ene school katholiek is en de andere islamitisch was. Voor de Ephimenco’s onder ons maakt dat alles uit. Van de Ephimenco’s onder ons vind ik dan ook al langer dat ze eerder het probleem dan de oplossing vormen.