Allianz verzekeringen, rood uitgeslagen

Het loopt tegen de vijftig jaar geleden. Twee jonge vrouwen die ik beiden kende en een Ierse jongeman wiens naam onbekend blijft, vertrokken op de fiets van een kraakpand in de Amsterdamse Sarphatistraat naar het toenmalige hoofdkantoor van verzekeringsmaatschappij Allianz, niet ver weg vanaf het kraakpand op het Frederiksplein.
Ze hadden de explosieven waarmee het gebouw opgeblazen moest worden in een plastic zakje aan het stuur hangen. Dat opblazen was vanwege de repressie rond en tegen de Rote Armee Fraktion.

De korte fietstocht eindigde evenwel met een aanhouding: “Wat zit er in dat zakje?” Of de politie zelf argwaan had bij het passeren of dat het drietal verraden was, of dat de Ier in het gezelschap de verrader was, ik denk niet dat we het nog te weten zullen komen. De klungeligheid van het geheel is bijna ontroerend maar ik moet er niet aan denken dat de aanslag geslaagd zou kunnen zijn.

Maar in de nacht van 20 op 21 juli 2025 slaagde de Harde Actie tegen Allianz dan wel. Althans tegen een filiaal aan de Rotterdamse Coolsingel. Er barstte een ruit en de andere ruiten kregen rode verf. Hier ziet u de schoonmaakwerkzaamheden.

Het ging hier niet meer om de voor de hand liggende Duitse connectie maar om investeringen door de financieringsmaatschappij in Israëlische wapensystemen. Iedereen voelt onmiddellijk aan dat Palestina hierdoor al een stuk vrijer is geworden. Han van der Horst zegt er verstandige dingen over. Narcistisch actievoeren, onder die rubriek zou ik het boeken, maar eigenlijk geldt het voor alle hoempapa in stationshallen en gebrul in gemeenteraden en het vandaliseren van universiteitsgebouwen.
Geen revolutie zonder revolutionaire theorie, zoals kameraad Wladimir Iljitsj Lenin zegt, en hier zit nu eenmaal geen theorie achter, enkel het gezamenlijk vieren van het eigen narcisme met een glunderend islamistisch boevengezelschap op de achtergrond, wetende dat het “antizionisme” breed beleden wordt in Europa en Noord-Amerika.

De twee jonge vrouwen van de mislukte actie van 1978 kende ik van eerdere actie(s). Els was ondergedoken, Monique zat gevangen. Ik vroeg aan de vriend van Els of er bezoekmogelijkheid was en tot mijn verrassing kreeg ik te hoen dat ik het werk alsnog moest afmaken om te bewijzen dat ik geen lafaard maar een echte revolutionair was. Naar mijn toenmalige en meer dan ooit huidige normen was ik dat wel: ik tuinierde in collectief verband. Maar ik wist wel waar die wens van Monique vandaankwam. Vanaf dit punt citeer ik uit mijn moeilijk vindbaar gemaakte goeie ouwe blog.

Uit het boek Rood Verzetsfront verneem ik dat het proces tegen het drietal dat het gebouw van Allianz-verzekeringen aan het Frederiksplein in Amsterdam in brand wilde steken, diende op 7 augustus 1978. Voor die tijd zal ik een brief aan Monique A. gestuurd hebben. Ik kreeg geen antwoord, maar ik wist al waarom niet. Na de terechtzitting heb ik vanuit het Fort van Sjakoo – waar ik inmiddels al volledig mee vergroeid was, dat ging snel – de eigen uitgave van het Fort met de foto hiervan als kaart naar haar gestuurd. De muur die de schande van het gat tussen Jodenbreestraat 16 en 24 moest wegmoffelen was opgesierd met de graffiti: Augustin vrij! Het betrof haar broer, maar dat stond er niet bij. De keer dat ik haar sprak toen ze weer uit de gevangenis was vroeg ik of de kaart haar bereikt had. Ja hoor, als post achtergehouden zou zijn zou zij luid genoeg geprotesteerd hebben. Ach.

Ik was aanwezig op de tribune bij de rechtszaak. Er moest vooral tot uitdrukking gebracht worden dat het een schijnvertoning en klassenjustitie was. Het fijne van het geheel dat ik mij er nog van herinner is dat een zaalwacht vloekend de tribune vermaande tot opstaan bij binnenkomst van de zittende magistratuur. Aarzelend en halfjes verhief ik mij dan maar van mijn zitplaats.
“Haha,” schalde Monique door de zaal, “nu kunnen we zien wie de verraders zijn.”
Zo eenvoudig zit de klassenstrijd in elkaar, nietwaar.
Lang kan ik mij er niet verdrietig over gevoeld hebben. De rest van die week staat mij beter bij en die was best bewogen. Maar dat is weer een geheel ander verhaal.

Het moet op een zomerse dag hiervoor zijn geweest, in het Vlooienpark. Mijn vriend H. en ik maakten de ronde en hij zei: “Ik voer ook harde actie tegenwoordig. In dat gebouw daar wordt getekend aan de stadhuisplannen.” Hij wees naar het voormalige Joodse weeshuis op de hoek. Er staat nu, anno 2009, een soort ka’aba om te gedenken dat het er was, want het Amsterdamse regime kan heel royaal zijn ten aanzien van monumenten, zolang ze maar niet blijven staan. Vriend H.: “Ik voer de actie “elcken dag een glaasje”. Ik gooi een van de vele ruitjes van het gebouw in.”
“Dan doe ik mee,” zei ik. “Ik gooi een steen voor Monique, opdat ze weet dat ik een echte revolutionair ben.”
“Moet je dat zo bewijzen? Volgens mij wil je het eigenlijk niet eens.”
Ik pakte een van de vele straatstenen die nog rondzwierven in het zand van de sloop van de straten die er gelegen hadden. “Deze is voor Monique.”
Ik wist zeker dat er een ruit op een van de hoge verdiepingen inging. H. lachte. “Hij kwam zelfs niet in de buurt.” Ik vond het gemeen. Ik wist dat hij raak was.

En nu, terugkijkend, schattend hoe hoog het gebouw was, hoe ver ik er vanaf stond, wetend hoe ik in het echt kan gooien, moet ik bedenken dat de hardste actie die ik ooit gevoerd heb misschien anders uitgevallen is dan mijn geestesoog wilde destijds.

Overigens heb ik ook mijn twijfels over dat elcken dag een glaasje van H. Enfin, je kunt geen maatschappelijke verhouding veranderen door ruiten in te gooien.

– Uitgelichte afbeelding: Door Ceescamel – Eigen werk, CC BY-SA 4.0, https://commons.wikimedia.org/w/index.php?curid=72328717