Omdat één van onze redactieleden zo nu en dan tijdens mooie weekends (en ook nu) in een soort van caravan verkeert, moest ik aan dit nummer denken, in de uitvoering van Wes Montgomery.
Hèt probleem van na-oorlogse jazz, grotendeels bebop-geïnspireerd, was dat het te moeilijk te volgen werd voor de gemiddelde luisteraar. Die bebop was al tijdens de oorlog ingezet overigens, maar bereikte Europa door die oorlog pas wat later denk ik zo.
Nu ben ik een enigszins geschoold muzikant. Ik ben nooit afgestudeerd op een conservatorium, maar heb wel lessen gevolgd in de concepten achter jazz van conservatoriumgeschoolden. Dat is best ingewikkeld, kan ik u verzekeren. Daarentegen is het Rosenberg Trio nooit in de buurt van een conservatorium geweest, maar speelt wel alle dingen die je op een conservatorium leert. Blijkbaar bestaan er conservatoria op woonwagenkampen. Over hen moet ik ook nog steeds een artikel maken, trouwens.
Maar Wes Montgomery; in de dagen dat ik jazz-improvisatie probeerde te doorgronden ontdekte ik dat er een soort van notenbreiers bestonden, maar ook mensen die wel degelijk heel heldere, en mooie, melodieën konden improviseren. Je kon ze volgen, in plaats van dat je overvoerd werd met een waterval van noten (alhoewel dat ook mooi kan zijn). Bebop voor mij klonk vaak als een excercitie van “speel het thema, laat alle bandleden een solo spelen, en speel het thema weer”. En dat dan allemaal met hetzelfde soort geluid van drums, contrabas, piano en saxofoon en/of trompet. Het kon me niet inspireren, misschien dat ik daarom ook uiteindeljk niet toegelaten werd tot het destijds sterk jazz-georiënteerde Hilversums conservatorium.
Maar Wes Montgomery speelde zo helder. Met zijn duim spelend was hij misschien iets minder snel dan tijdgenoten (alhoewel ik nog steeds dingen hoor waarbij ik denk: hoe de f#ck doet hij dat met zijn duim??) Hij kon zelfs improviseren in akkoorden. Hij improviseerde melodieën met de complete akoorden eronder. Dan moet je echt een zeer solide begrip hebben van het harmonische schema van het nummer dat je speelt.
Niet alleen dat; je kunt niet zitten redeneren tijdens het spelen van zo’n compositie, je moet het geïnternaliseerd hebben om het te kunnen improviseren. Dat moet allemaal in zijn muzikale geheugen hebben gezeten, om te kunnen spelen zoals hij deed. Het moet zelfs in je bewegingsgeheugen zitten, je vingers moeten automatisch naar die patronen grijpen.
Ik vind deze uitvoering, bij de gemiddelde Nederlander van zekere gevorderde leeftijd vooral bekend als de tune van Wie Van De Drie, een uitstekend voorbeeld van Wes Montgomery’s genie.