Het konijn hoort niet in het duin!
Mensen willen vaak niet geloven dat de redenering “die hoort hier niet” waarschijnlijk eerder is losgelaten op planten en dieren dan op mensen die ongewenst worden verklaard. Hoe het ook zij, er wordt een soort authenticiteit opgeëist die in feite nooit bestaan heeft. En hoe het komt dat pas laat in de negentiende eeuw besloten werd dat het konijn, die Iberische aardhaas, “eigenlijk” niet in Nederland (dat tenslotte ook pas sinds 1830 bestaat) thuishoort, en al helemaal niet in de duinen? Daarvoor kon het dier er uitgebreid bejaagd worden – door de adel die het land in handen had, en door “het volk” dat als stroper uit vangen ging. Of wezels, hermelijnen, bunzingen en vossen er al waren voordat het zo plotseling ongewenste konijn er was is geen vraag. Hoe het ze nu gaat, wel, want een belangrijk prooidier is weg. Dit was de eerste keer in een best lang leven dat ik niet alleen geen enkel konijn heb gezien, maar ook geen keutels die de aanwezigheid van konijnen aantonen.
Schotse Hooglanders, fjordepaarden en schapen laten heel wat grotere excrementen liggen. Zij zijn aangesteld om de taak, die konijnen bleken te hebben – het korthouden van gras – over te nemen. Een ontmoeting met een konijn (hazen zie je trouwens wel af en toe nu, maar die zijn lang niet zo algemeen in het duin als konijnen waren) is toch anders dan met zo’n rund met enorme hoorns. “Ze doen niets hoor”.
Maar ook de duinwachter zelf heeft een cursus angst-voor-de-hooglanders-overwinnen gevolgd; geeft die nu zelf.
In het duinreservaat wordt het gewoonterecht gehandhaafd dat men bramen mag plukken in augustus (tegenwoordig zijn ze er tot in november), verder mag geen (onderdeel van een) plant geplukt laat staan uitgegraven worden. Maar een mooie ervaring tijdens het illegaal plukken van rozebottels (voor de wijnbereiding), zo’n twintig jaar geleden, was het bèèè van een zich aankondigende kudde loslopende schapen op de heuveltop. Ik vond het een grandioze verrijking van de fauna, deze feitelijk-wilde (het Engelse feral duidt het bondig aan) grazers. Maar in ordelijk Nederland kan dat niet zomaar, stel je voor dat ze zich op de autoweg begeven. Dus ze zijn uitgeroeid. Twintig jaar later staat er een kudde te grazen bij het Uitzichtduin zoals het officieel heet (ordelijk, zei ik al). Die wordt begeleid door twee honden en een jonge vrouw. De herder.
Zij beheert de kudde, de eigenaar van het terrein had oorspronkelijk de grazers die de konijnen moeten vervangen onder zijn hoede. Het Provinciaal Waterleidingbedrijf Noord-Holland – ik kan me haast niet voorstellen dat het niet eigenlijk verpatst is, maar het heet nog wel zo – wilde niet langer aan de verantwoordelijkheid voor hooglanders, paarden en schapen vastzitten, het hele jaar door. Van mei tot december hoedt de herder dus deze schapen door het duin.
Scheren doet ze pas als ze zelf niet meer met een wollen trui hoeft rond te lopen, lacht ze, met een gebaar over haar mouw. En de kudde is een allegaartje van allerhande rassen, “ik hou wel van een mengseltje”, leuk gezegd, in het Nederland van nu een politieke uitspraak.
Een gelegenheid om eens aan iemand die het zou kunnen weten te vragen wat het blaten nou precies betekent. Het is hier hoorbaar: een laag bèè, beantwoord met een hoge mekker: moeder laat kind weten waar ze is, en omgekeerd. Veel blaten betekent het elkaar wijzen op waar de lekkere hapjes te vinden zijn. En zij wordt ’s ochtends begroet met blaten, als ze op pad gaan. Schapen horen bij de landbouwhuisdieren die geen goede naam hebben – misschien hebben alleen paarden die wel tegenwoordig.
Leuke ontmoetingen in het duin zijn nog mogelijk, tussen de malle ophakkers door met hun helmen op sjezend op hun girofietsen en de ouders met onopgevoede koters (met een Engels woord voor een landbouwhuisdier aangeduid tegenwoordig).
Volgende keer gaan we verder.
- Alle foto’s eigen werk van de schrijver ©Krapuul