Een koloniale onderneming: Over de rechtmatigheid van de Palestijnse vrijheidsstrijd

Onderstaand artikel schreef ik voor de Buiten de Orde 2020 nr. 2, uitgekomen in de zomer van 2020. Daar staat het dus in gedrukte en iets anders geredigeerde versie. Vandaag, de dag na de infame aanval van Israëlische veiligheidstroepen op biddende en protesterende Palestijnen bij en zelfs in de Al-Aqsa moskee in Jeruzalem, is wat mij betreft een goed moment om dit artikel alsnog online te plaatsen.

De Palestijnse vrijheidsstrijd roept ook bij linkse en anarchistische mensen tegenstrijdige houdingen op. Er is enerzijds de sympathie voor de Palestijnse underdog tegen de Israëlische bezetter. Maar die sympathie wordt op allerlei manieren doorkruist.

Het feit dat de officiële Palestijnse politiek gedomineerd wordt door een nogal corrupte Palestijnse Autoriteit die op de Westoever voor burgemeester-in-oorlogstijd mag spelen, helpt niet. Het feit dat Palestijnse ambities veelal verbaal en financieel gesteund werden en worden door griezelige dictaturen – vader en zoon Assad in Syrië, eerder Saddam Hoessein in Irak en Khadaffi in Libië – helpt nog minder. Dat Palestijns verzet de laatste decennia vaak aangevoerd wordt door religieus-gefundeerde bewegingen als Hamas, is voor anarchistische vrijdenkers ook lastig te verteren. Dat het dominante politieke denken vandaag de dag het gevaar van de islam, de botsing tussen Westerse en en islamitische wereld, tot hoofdthema heeft verheven, is een obstakel. Helaas hebben ook anarchisten tegen dit denken nog lang geen adequate groepsimmuniteit weten te ontwikkelen. En ja, is het uiteindelijk niet doodgewoon Israëlisch nationalisme versus Palestijns nationalisme, een Israëlische staat versus een Palestijnse ambitie om ook een staat te krijgen? En zijn anarchisten niet tegen elk nationalisme en tegen elke staat? En is een afwijzing van de staat Israël niet automatisch een afwijzing van joodse verlangens joodse rechten, dus inherent antisemitisch en dus verfoeilijk?

Het is mogelijk om door deze brij van tegenstrijd te breken en te onderkennen wat de kern is van het Palestijns-Israëlisch conflict. Vandaaruit is het mogelijk om solidair te zijn met de vrijheidsstrijd van Palestijnen tegen Israëlische bezetting, zonder ook maar een centje steun te geven aan de godsdienstige en nationalistische politiek die dat verzet vaak domineert, zonder supporter te worden van welke dictator dan ook, en zonder in antisemitisch vaarwater te belanden. De kern is kolonialisme versus antikoloniaal verzet. Israël is het product van het zionisme, een stroming die kolonialisme en nationalisme combineerde. Dat zionisme botste op de weerstand van de oorspronkelijke bevolking van het land waar het zionisme haar koloniale ambities ontplooide. Die wenste niet door kolonisatie opzij geduwd te worden, en verzette zich.

Het Zionisme kwam op in de tweede helft van de negentiende eeuw, aanvankelijk onder betrekkelijk kleine groepen Joodse intellectuelen zoals Theodor Herzl. Die stelden vast dat Joden te maken hadden met antisemitische discriminatie tot en met moordpartijen. Het idee dat Joden gered konden worden door assimilatie – opgaan in de bevolking van landen waar ze leefden – zagen zij als illusoir en onwenselijk. En ze verschoven daarbij de opvatting over wat Joden waren: niet langer een gemeenschap verenigd door het Joodse geloof, maar een nationale gemeenschap, een volk. Van het Jodendom als geloofsgemeenschap kwamen zij tot het idee van een Joodse natie. Daarmee voegden zij zich in de nationalistische trend die in die tijd om zich heen greep, en waarmee intellectuele en politieke elites bestaande staten een nationaal karakter gaven of als natie gedefinieerde bevolking waar ze deel van uitmaakten, van eigen staten voorzien. Zionisten herdefinieerden Joden als natie, en streefden naar een staat waar die natie de dienst uitmaakte, en leden van die natie gevrijwaard zouden zijn van vervolging.

Er was een complicatie. Fransen konden het land waarin ze al woonden omvormen tot nationale staat. Serviërs konden in het gebied waarin zij woonden een staat stichten, en niet-Serviërs hetzij overheersen hetzij wegwerken. De leden van de door zionisten beoogde Joodse natie woonden echter niet in een aaneengesloten gebied, maar verspreid over tal van steden en landen. Het betrof dus een natie zonder land.

Niet getreurd, in de negentiende eeuw was er nog een politiek proces gaande, met bijbehorende gedachtewereld: het kolonialisme. Westerse mogendheden waren de planeet aan het opdelen in koloniale rijken. Voor Joodse intellectuelen was dit proces net zo aanvaardbaar en vanzelfsprekend als voor niet-joodse intellectuelen, of het nu om Britten, Fransen, Belgen, Italianen, Russen, Nederlanders of Duitsers ging. Dat een natie land nodig had, vloeide voort uit het nationalistische streven zelf. Dat zo’n land veroverd kon worden met medewerking van een koloniale mogendheid, was geen grote stap. Er was wel medewerking van een koloniale mogendheid voor nodig. Dus gingen pioniers van de vroege zionistische beweging lobbyen, kijken of er ergens een leeg stuk kolonie was waar ze hun staat konden beginnen. Oeganda werd genoemd, Argentinië ook. Er kwam weinig van terecht. Gaandeweg viel het oog van zionisten op het land dat wegens gemythologiseerde historie en religieuze verlangens een grote symbolische rol speelde in Joodse gemeenschappen: Palestina, het land waar de prototypes van de joodse godsdienst en identiteit zouden zijn ontstaan. Een Joodse staat stichten in Oeganda sprak niet erg tot de verbeelding. Een Joodse staat stichten in Palestina deed dat wel.

Probleem: Palestina was niet zomaar beschikbaar. Het was een provincie van het (‘Turkse’) Ottomaanse rijk. Er woonden mensen. Dus werd geprobeerd iets te regelen met de sultan van dat rijk. Misschien kon een sterke zionistische aanwezigheid zijn rijk van dienst zijn? ‘(D)e Turkse regering kan zich gedwongen zien om haar regering in Palestina en Syrië gewapenderhand te verdedigen… In deze omstandigheden kan Turkije ervan overtuigd worden dat het belangrijk zal worden om een sterke en goed georganiseerde groep in Palestina en Syrië te hebben die … zich zal verzetten tegen elke aanval op de autoriteit van de Sultan en zijn autoriteit met al zijn macht zal verdedigen’. Aldus zionistisch leider Max Nordau in 1905.(1) Het Duitse keizerrijk was vrij invloedrijk in het Ottomaanse rijk, daar probeerde de zionistische beweging ook zaken mee te doen. Maar uiteindelijk werd het Britse rijk de hoofdsponsor van de zionistische koloniale onderneming. Chaim Weizmann, opvolger van Theodor Herzl als aanvoerder van de zionistische beweging, kreeg gedaan dat minister van buitenlandse zaken Balfour in 1917 een verklaring aflegde waarin ‘een nationaal tehuis voor het Joodse Volk’ werd beloofd. Het Britse rijk zou dat faciliteren. De zionistische zoektocht naar een koloniale sponsor was met succes bekroond, de koloniale onderneming kreeg vaart.

Intussen waren al tientallen jaren lang kleine groepjes zionistische kolonisten naar Palestina getrokken om er gemeenschappen te vormen. Al snel ontwikkelde zich de weerstand van de plaatselijke bevolking. Die bevolking werd gevormd door nazaten van mensen die er al eeuwenlang woonden. Voor hen was Palestina geen beloofd land, het was gewoon hun thuis. Die inheemse bevolking van Palestina zag de beginnende zionistische kolonisatie met lede ogen aan.

De weerstand wortelde niet in afkeer van Joden: er waren allang Joodse gemeenschappen in Palestina, die hoorden er bij. Af en toe kwamen welvarende Joden naar de omgeving van Jeruzalem verhuizen, om daar hun oude dag door te brengen. Ook daar zat de plaatselijke bevolking niet mee: plek genoeg, en klandizie voor de plaatselijke middenstand. De zionistische kolonisatie was iets anders. Zionisten vormden hun eigen maatschappij, naast de bestaande maatschappij. En ze vertoonden de ambitie om van die nieuw gevormde maatschappij de dominante maatschappij te maken, en de bestaande maatschappij weg te duwen. Dit waren niet zomaar immigranten. Dit waren kolonisten.

De Arabisch-Palestijnse bevolking reageerde zoals een oorspronkelijke bevolking reageert op pogingen tot koloniale onderwerping, overheersing of verdrijving, hoe embryonaal die ook nog was. Arabieren begonnen hun Joodse buren te zien, niet als buren met een ander geloof (of geen: veel vroege zionisten waren links en seculier), maar als Europese overheersers-in-spe. Wantrouwen en verzet groeiden, wat kolonisten er weer toe bracht om zich gewapenderhand tegen dat verzet te ‘verdedigen’ zoals Britse en later Amerikaanse settlers zich ‘verdedigden’ toen oorspronkelijke bewoners aldaar in verzet kwamen. Dat verzet had niets te maken met imaginair anti-wit racisme, al ontbrak het niet aan anti-witte retoriek. Zo had en heeft het Arabische verzet tegen zionistische – Europese! – kolonisatie in de kern niets te maken met antisemitisme, al ontbrak het niet aan anti-Joodse uitingen. Wie in het spreekwoordelijke conflict tussen ‘cowboys en Indianen’ in gedachten de kant van de Indianen kiest, kiest wat mij betreft logischerwijs in het conflict tussen zionisten en Palestijnen de Palestijnse kant. Inheemse Amerikanen, inheemse Palestijnen: dat zijn degenen die zich tegen overheersing, verdrijving en uitroeiing probe(e)r(d)en te verzetten. Het Palestijnse antikoloniale verzet is inherent rechtmatig, ook als specifieke uitingen ervan verwerpelijk zijn en ook als de leiding van dat verzet in handen is van politieke krachten die rechtvaardigheid en vrijheid ondergeschikt maken aan hun eigen machtsambities.

Voor en tijdens de Eerste Wereldoorlog waren er al spanningen tussen zionisten en de plaatselijke bevolking. Maar de zionisten hadden geen steun van hogerhand, hun reikwijdte was beperkt. Dat veranderde toen het Britse rijk Palestina als mandaatgebied verwierf nadat het Turkse Ottomaanse rijk in die oorlog was verslagen. Nu kreeg de immigratie van joden naar Palestina ruimte. Nu kregen zionistische organisaties officiële erkenning, namelijk door het Britse koloniale gezag. Nu ging de kolonisatie dan ook hard. In de jaren twintig kwamen tienduizenden joodse immigranten het land binnen. Zionistische organisaties zorgden voor land en voor werkgelegenheid en een infrastructuur. Het Joods Nationaal Fonds (JNF) hield zich bezig met de aankoop van land. De Histradut – ogenschijnlijk een vakbond, maar vooral een organisatie waarin joodse arbeiders gebundeld werden in een project van nationale opbouw – zorgde voor werkgelegenheid.

De aanschaf van land zag er ogenschijnlijk heel correct uit. Het JNF kocht land van Arabische eigenaars, de contracten klopten, de zaak was rechtmatig. Schijn bedroog. Het land was eigendom van Arabische grootgrondbezitters die vaak niet ter plekke woonden, maar in buurlanden. Het land werd bewerkt door pachters, arme boeren die van het land leefden. De grootgrondbezitter verkocht het land over de hoofden heen van deze boeren. Yossef Weitz functioneerde als uitvoerder. ‘Weitz was het prototype van de zionistische kolonialist. Zijn belangrijkste bezigheid was in die tijd het verwijderen van Palestijnse pachters van land dat gekocht was van afwezige grondeigenaren (…) Als een kavel land of een heel dorp van eigenaar verwisselde, betekende dat normaal gesproken niet dat de pachters of dorpsbewoners zelf ook moesten vertrekken(…) Maar na de komst van het zionisme veranderde dat allemaal. Weitz bezocht de nieuw verworven stukken land persoonlijk, vaak in gezelschap van zijn naaste medewerkers, en moedigde de nieuwe Joodse eigenaars aan de plaatselijke pachters weg te sturen, ook al zou de eigenaar niet het hele stuk land kunnen gebruiken.’(2) Het Britse gezag vond het best. Palestijnse pachters verloren hun land en daarmee hun bestaansmiddel. Het land werd exclusief-joods: het JNF had als regel dat door haar gekocht land niet meer aan niet-joden mocht worden verkocht. Intussen vestigden zionisten via Histadrut een stedelijke exclusief-joodse economie. Zionistische actievoerders dwongen joodse ondernemers om alleen joodse, geen Arabische, arbeiders in dienst te nemen.

De Palestijnse bevolking werd zo steeds meer in haar bestaan bedreigd, en ging zich verzetten. Dat gebeurde vaak onder leiders die reactionair waren en niet aarzelden allerlei antisemitische taal te gebruiken. Die taal vormde dus niet de kern van het conflict. De kern van het conflict bestond erin dat een oorspronkelijke bevolking haar overheersing en marginalisering niet accepteerde.

Intussen was er van rust in mandaatgebied Palestina weinig sprake meer. Het Britse gezag werd nerveus. Misschien moest er meer rekening met de verlangens van de oorspronkelijke bevolking gehouden worden? Dus begon het bestuur de immigratie van Joodse kolonisten af te remmen. Maar toen Palestijnen in 1936 tot een grote opstand tegen zionistische dreiging en Brits gezag overgingen, werkte dat Britse gezag samen met zionistische milities om het Palestijnse verzet hardhandig te breken. Een zionistische gewapende zelfverdedigingsorganisatie, Haganah, was het Britse gezag zeer behulpzaam, en verwierf hierdoor gevechtservaring en kreeg ook meer wapens. Het vormt de kiem van het latere Israëlische leger. Met bruut geweld sloegen zionistische eenheden – geleid door Britse officieren – de opstand neer. Het was inmiddels 1939.

Het Britse bestuur had de Joodse immigratie wel ingeperkt, zionisten waren daar boos over, maar Palestijnen drongen aan om verdere beperking van een immigratie die voor hen koloniale overheersing inhield. Intussen was in Europa de Jodenvervolging door het Duitse nazi-rijk steeds dreigender geworden. Het idee dat Joden een veilige plek, een eigen land, nodig hadden, kwam steeds aannemelijker over, de aanvankelijk geringe steun voor het zionisme in joodse gemeenschappen buiten Palestina groeide. Waar Westerse landen – de VS, maar ook Nederland – de grenzen voor joodse vluchtelingen maximaal dicht hielden, begon Palestina als bestemming steeds logischer te klinken. Dat het zionisme er uit begon te zien als de redding voor bedreigde joden, lag voor de hand. Zionistische leiders echter vonden het redden van joden veelal bijzaak. Zij waren een Joodse staat in Palestina aan het voorbereiden. Joden die zich in Europa verzetten of naar de VS probeerden te komen, droegen aan dat project niet wezenlijk bij.

Tijdens de Tweede Wereldoorlog vochten de meeste zionisten mee aan de kant van de geallieerden, waar ze de kans hadden: ook zij zagen in een nazi-overwinning levensgevaar, met name als Duitse legers Palestina zouden bereiken. Generaal Rommel en zijn Afrikakorps waren niet ver weg. Niet alle zionisten kozen de geallieerde kant. Er waren kleine groepen voor wie geestverwantschap op basis van etnisch nationalisme, plus het streven om het Britse gezag uit Palestina te verdrijven, hen ook tijdens die oorlog tegen het Britse bestuur deed vechten. Het klinkt bizar, maar vanuit zionistische logica was het niet helemaal onlogisch. Zo had je de Stern-groep, met daarin Yitzhak Sjamir, veel later premier van Israël.

Na de oorlog naderde de ontknoping. Zionisten hadden wind mee: na de verschrikkingen van de Shoah was het heel moeilijk om de aanspraak op een veilig eigen land voor Joden te betwisten. Het Britse gezag bleef schipperen. Zionistische milities vielen zowel dat gezag als de Palestijnse bevolking aan. Vanuit die bevolking kwam ook gewapend verzet op. Het Britse bestuur raakte de greep kwijt en hevelde de boedel over aan de piepjonge VN. Intussen hadden leidende zionisten steun verworven in het Amerikaanse Witte Huis, al was die steun nog halfslachtig. Hoe dan ook: de VN besloot om Palestina te verdelen in een Joodse en een Palestijnse staat. Joden – een derde van de bevolking – kregen ruim de helft van het land toegewezen. Palestijnen – nog altijd de meerderheid in Palestina – mochten het doen met iets minder. In de geplande Joodse staat zouden aanzienlijke aantallen Palestijnen belanden, in de Palestijnse staat nauwelijks Joden. Verdeling van het land was sowieso onrechtvaardig: het beloonde de kolonisator, het zionisme. De invulling ervan was ook nog scheef. Van Palestijnse kant kwam afwijzing. Zionisten aarzelden: ze wilden niet half Palestina, maar heel Palestina. Ze gingen toch akkoord, met de nauwelijks verhulde ambitie om het resterende deel er later bij te roven. Er kwam geen akkoord.

Zionistische organisaties maakten plannen en bereidden zich voor. Palestijnen, gedesoriënteerd door de nederlaag van de opstand van 1936-1939, stonden vrijwel alleen, op dubieuze toezeggingen en halfslachtige steun van wat Arabische staten na. Het Britse gezag stond op het punt te vertrekken, toen zionistische milities al bezig waren met het vestigen van hun macht, het ontruimen van Palestijnse dorpen, het verdrijven van mensen. Irgun, een extreem-rechtse zionistische militie, richtte in het dorp Deir Yassin een moordpartij aan. Dat was in april 1948. Officier van die militie was Menachem Begin, die er zo ongeveer over opschepte en het in 1977 tot premier van Israël bracht. Palestijnen sloegen op de vlucht. In mei vormen zionistische milities, organisaties en politici zich om tot staat: de onafhankelijkheid van Israël wordt uitgeroepen. Die staat wordt gesticht op land waaruit de oorspronkelijke bevolking, systematisch en planmatig is verdreven. Deze etnische zuivering wordt ijzingwekkend helder uiteengezet door Ilan Pappe in zijn al aangehaalde boek. De verdrijving van Palestijnen uit hun geboorteland staat bekend als de Nakba, de catastrofe. Het was een brute bekroning van het zionistische koloniale project waarvan de huidige staat Israël erfgenaam en voortzetting is.

Noten:

1 Ralph Schoenman, The Hidden History of Zionism (Santa Barbara, 1988), via www.marxists.de

2 Ilan Pappe, De Etnische Zuivering van Palestina (Kampen, 2008, vertaling van The Ethnic Cleansing of Palestine, Oxford 2007), pag. 37-38

Ook verschenen bij PeterStormt