In Vlaanderen is Graeber vooral bekend in cirkels van activisten en academici, maar toch reikt zijn invloed veel verder dan dat. Om maar iets te zeggen, volgens Rolling Stone is Graeber de bedenker van de voor eeuwig met Occupy Wall Street verbonden slogan ‘we are the 99 percent’ en ook een door Graeber geformuleerd begrip als ‘bullshit jobs’ is ondertussen vrij stevig ingeburgerd.
Of Graeber diegene was die daadwerkelijk de slogan ‘we are the 99 percent’ bedacht is niet helemaal zeker. Zelf gruwde hij van het feit dat hij als auteur of bedenker aangeduid werd van een slogan die uiteindelijk het resultaat was van wat hij zelf als een collectief proces beschouwde. Maar wat wel zeker is, is dat hij één van de belangrijkste drijvende krachten was achter Occupy Wall Street. Samen met anderen organiseerde hij begin augustus 2011 de eerste van vele assemblies, die uiteindelijk zou uitgroeien tot de beroemde bezetting van Zucotti Park die wereldwijd weerklank vond. Graeber was niet aan zijn proefstuk toe als activist in 2011. In 2002 was hij ook betrokken bij de protesten tegen het Wereld Economisch Forum in New York en hij was lid van de Industrials Workers of the World. Op het einde van zijn leven was hij ook een actief pleitbezorger van de Koerdische vrijheidsbeweging en de commune van Rojava in Noord-Syrië.
Graeber heeft zich altijd openlijk geuit als anarchist. Maar anarchisme was voor hem nooit een ideologie, theorie of een geloof, maar wel een praktijk. Dat is volgens hem ook het belangrijkste verschil tussen marxisme en anarchisme. Het marxisme is een theorie, het anarchisme wijst meer op een ethische, revolutionaire praktijk, een manier van organiseren. In die zin is anarchisme ook niet iets uitzonderlijks volgens Graeber, maar duikt het overal op waar mensen zichzelf op een geweldloze, niet-hiërarchische, gedecentraliseerde wijze weten te organiseren.
Dat Graeber openlijk de kaart trok van het anarchisme, hoeft niet te verbazen. Zijn ouders waren autodidactische, joodse arbeiders die zeer politiek geëngageerd waren. Zijn vader vocht mee in de Spaanse Burgeroorlog, zijn moeder was lid van de Ladies’ Garment Union. Hij kreeg politiek activisme mee met de paplepel.
Schuld, bureaucratie en bullshit
Graeber was niet alleen activist, hij was ook een briljant antropoloog. Graeber begon zijn academische carrière onder de vleugels van de beroemde antropoloog Marshall Sahlins en verrichtte onder meer veldwerk in Madagaskar. Voor Graeber heeft er nooit een scheiding bestaan tussen activisme en onderzoek, de twee vloeiden in elkaar over en verrijkten elkaar doorheen zijn hele leven en loopbaan. Zijn antropologisch en wetenschappelijk werk werd bijvoorbeeld sterk door het anarchisme geïnspireerd. In Fragments of an Anarchist Anthropology toonde Graeber aan dat anarchistische antropologie moet beschouwd worden als een legitiem onderzoeksveld. In boeken als Possibilities, Revolutions in Reverse en Direct Action: An Ethnography reikte hij middelen en methodologieën aan om sociale bewegingen van binnenuit te kunnen bestuderen.
Graeber werd bekend bij het grote publiek met de publicatie van Debt: The First Fivethousand Years in 2011. Net op het moment dat ‘schuld’ gebruikt werd om in de VS en Europa een radicaal austeriteitsprogramma door te drukken, wist Graeber in zijn bestseller aan te tonen dat schuld nooit een neutraal gegeven is. Schuld is een sociale relatie, een machtsrelatie, en geld kan niet bestaan zonder schuld, zo toonde Graeber op zeer doorwrochte wijze aan.
Ook latere boeken zoals The Utopia of Rules en Bullshit Jobs: A Theory kregen ruime weerklank. In The Utopia of Rules ontwikkelde Graeber een radicale kritiek op de hedendaagse bureaucratie.“We zijn opgegroeid met een fictie”, zo zei Graeber daarover in het bezette Maagdenhuis in 2015, “een fictie die steeds opnieuw herhaald wordt en die we daardoor voor waar zijn gaan aannemen. We gaan ervan uit dat er conflict bestaat tussen markt en staat. De staat zou zogezegd staan voor een toenemende bureaucratie en onvrijheid, terwijl de markt administratieve vereenvoudiging en vrijheid bewerkstelligt. Dat klopt niet. De hoop dat een vrije markt en een terugdringing van de staat zouden leiden tot minder bureaucratie en meer vrijheid bleek een ijdele hoop. Ieder zogenaamd terugdringen van de staat ten voordele van de vrije markt heeft enkel geleid tot meer bureaucratie. Vandaag leven we in volledig gebureaucratiseerde samenleving. Private en publieke bureaucratie lopen door elkaar.”
Bullshit Jobs is ondertussen ook een begrip geworden. De stelling die Graeber in het gelijknamige boek verdedigt is even eenvoudig als disruptief. Graeber omschreef een bullshitjob als een job als “een vorm van werk dat zo compleet nutteloos, onnodig en schadelijk is dat zelfs de werkne(e)m(st)er zelf geen rechtvaardiging weet te verzinnen, ook al voelt die werkne(e)m(st)er zich verplicht om te doen alsof dat niet zo is.” Volgens Greaber kunnen een heleboel jobs vandaag onder de noemer van bullshitjob geplaatst worden: zowat alles wat met management of administratie te maken heeft draagt eigenlijk niks bij aan de samenleving, houdt zichzelf in stand omwille van zichzelf. De paradox is dat bullshitjobs de hoogste maatschappelijke waardering krijgen terwijl de sectoren die waarlijk nuttig zijn – denk aan de zorg, het onderwijs, etc. – steeds minder maatschappelijk gewaardeerd worden.
Tegen academisch snobisme
In deze roerige tijden is Graeber het soort activist en academicus die zal gemist worden. Net omdat hij zich steeds op het kruispunt van actie en onderzoek, activisme en theorie durfde te begeven slaagde hij er als geen ander in om striemende analyses en kritieken te formuleren. Daarnaast was Graeber ook zeer bescheiden en toegankelijk, ondanks zijn status. Samenwerking primeerde bij hem op profilering. Of zoals een persoonlijke vriend hem typeert: “David was iemand die tot de werkende klasse behoorde, iemand die, met iedere vezel van zijn lijf, het academische elitisme, het netwerken en roddelen verachtte. Hij verwierp de vreemde sektarische regels van het academische leven, wat vaak in zijn nadeel speelde. Hij was de meest genereuze vriend en collega die iemand kon hebben, een formidabele tegenstander van het academische snobisme.”
Typerend in dat verband, was bijvoorbeeld de manier waarop hij hij de bezetters van het Maagdenhuis toesprak in 2015. In plaats van als een academische rockster een lezing te geven, ging hij gewoon in kleermakerszit tussen de actievoerders zitten en begon hij een ongedwongen gesprek dat werd voortgestuwd door de mensen rond hem. Tijdens dat gesprek gaf hij een les mee die vandaag, in tijden van opstand en falende politieke structuren, actueler is dan ooit: “In tegenstelling tot wat vaak gesteld wordt, is directe actie zowat de beste methode die je kan bedenken. Directe actie ondernemen door bijvoorbeeld een gebouw als dit te bezetten, doet ons beseffen dat er alternatieven zijn op de bestaande situatie. Het doet ons nadenken over hoe we onszelf en de samenleving willen organiseren. Het leidt tot reflectie. Wanneer mensen experimenteren beseffen ze plots dat er veel meer mogelijk is dan ze aanvankelijk beseften. Een plek als deze bewijst dat een radicale democratie mogelijk is, dat het uitvoerbaar is. Het opent perspectieven.”
Graeber zal blijvend herinnerd en gemist worden omwille van de vele perspectieven die hij zelf wist te openen. Hij was iemand die de verbeelding van activisten wist aan te wakkeren als geen ander. We mogen trouwens nog één laatste grote bijdrage verwachten van Graeber. Net voor zijn dood werkte hij samen met David Wengrow een manuscript af waar ze, naar eigen zeggen, al jaren aan het werken waren. De werktitel is The Dawn of Everything. Dat laatste boek van Graeber wordt op het eind van dit jaar of begin volgend jaar verwacht.
– door Thomas Decreus, oorspronkelijk verschenen bij De Wereld Morgen